Pippi en het Stockholm Syndroom

Joris (superjojo)

Superjojo: Zomer in Stockholm schijnt best aangenaam te zijn, de gemiddelde zomertemperatuur van Zweden is vergelijkbaar met die van Nederland. Toch kan ik me het bijna niet voorstellen, zo’n Zweeds plein waar de zon schijnt en zwetende Zweden rondsjokken op sandalen. Op de pleinen van Zweden ligt namelijk sneeuw. De geel, groen en roodgekleurde gebouwen zijn bedekt met een dun wit laagje, de fonteinen zijn bevroren en door de straten steekt af en toe een verraderlijk gure wind op. Dat is Zweden! Zelfs in augustus moet Stockholm er zo uitzien. De mensen vluchten hun huizen in, ze zijn op zoek naar een warme haard. Is die eenmaal gevonden dan doen ze zuchtend hun dikke schoenen uit, stropen ze hun drie lagen wollen wintersokken af en warmen ze hun voeten bij het vuur. Als de laatste restjes kou uit hun haar zijn gedrupt verplaatsen de Zweden zich vervolgens met gezonde trek naar het smörgåsbord dat zich uitstrekt over de gehele Ikea tafel. Daar zetten ze hun tanden in gebraden zalm, gerookt rendier en geurende leverpastei.

Ik heb Pippi Langkous nog nooit van een smörgåsbord zien eten, ze hield zich sowieso nooit zo bezig met Zweedse tradities, was altijd bezig met haarzelf. Pippi woonde wel in Zweden, in Villa Kakelbont. Daar woonde ze met een doodshoofdaapje, een paard en een enorme lading goud. Al toen ik klein was had ik een intense hekel aan Pippi. Elke dag hoopte ik dat ze haar goud zou kwijt raken, dat de rovers erin zouden slagen haar hele huis leeg te roven. Dat lukte nooit. Elke keer als Pippi de rovers in de smiezen kreeg liep ze op hen af en schreeuwde ze iets in de trant van ‘vuile dieven!’. Dan pakte ze zo’n rover op en hopsakee tilde ze hem zo boven haar hoofd op. Alsof het niets was, alsof zo’n rover helemaal niets woog. Het was frustrerend om te zien hoe Pippi daar telkens weer met een rover boven haar hoofd stond. Er gebeurde verder ook weinig met die rovers. Een paar minuten later zette Pippi zo’n rover weer op de grond, waarna hij zich zo snel mogelijk uit de voeten maakte.

Pippi Langkous was egocentrisch tot op het bot. Ze woonde daar maar een beetje in haar villa en deed alleen maar waar ze zelf zin in had. Dat was nooit langs de deuren gaan om te collecteren voor de leprastichting. Nee, liever hield ze zich bezig met buren jennen of het verpesten van een kermis. Of ze lokte haar zwakbegaafde buurtvrienden Tommy en Annika mee op een gammel vliegtuig om naar Taka Tukaland te vliegen. Met haar valse liedjes spotte ze keihard met iedereen die lijdt aan dyscalculie en met haar felrode staarten lokte ze ongebreidelde agressie uit. Pippi zou in het Nederland van nu al snel het stempel ‘Tokkie’ hebben gekregen, met haar ‘nee ik pas me niet aan jullie aan, passen jullie je maar aan mij aan’-mentaliteit. Ze was altijd ongewild aanwezig, drukte zich keer op keer op de voorgrond, behalve als ze echt van nut kon zijn, dan bleef ze liever thuis.

Deze kwalijke afwezigheid van Pippi Langkous bleek vooral in 1973 tijdens de Norrmalmstorg-overval. In het koude augustus van dat jaar vatte Jan Erik Olsson met zijn vriend Clark het plan op om de Zweedse Kreditbanken te beroven. Dit deden ze door een agent neer te schieten,  vier gijzelaars te nemen en drie miljoen Zweedse kronen te eisen. De gijzeling hield dagen aan en de politie kon niets ondernemen tegen Olsson. De onderhandelingen liepen op niets uit en Jan  en Clark bleken geenszins bereidt de gijzelaars vrij te laten. De politie was ten einde raad zodat ze uiteindelijk besloot gas in de bankkluis te pompen om Jan en Clark uit te roken. De bevrijdde gijzelaars veroordeelden de gijzeling achteraf nauwelijks en bekenden zelfs meer sympathie te hebben ontwikkeld met de gijzelnemers dan met de politie. Deze sympathie met de gijzelnemer werd vanaf toen een officiële psychische stoornis die de naam Stockholmsyndroom kreeg.

Cru is het dat deze hele stoornis voorkomen had kunnen worden door Pippi. Als zij nu eens keer uit haar villa was gelopen en de rovers had weggejaagd uit de bank was er niets aan de hand geweest. Zo zat Pippi echter niet in elkaar, ze beschermde alleen haar eigen goud.

De afgelopen jaren hoopte ik nooit meer iets van Pippi Langkous te horen. Nooit meer een glimp op te vangen van de roodharige überegoïst.  Tot vorige week. Toen ik het verhaal hoorde van Joanie de Rijke. Een Belgisch/Nederlandse journaliste die in november voor 100.000 euro werd vrijgekocht van de Taliban. Ze had een interview gewild met de Taliban. Die leken daar ook wel bereid toe, totdat ze Joanie zagen. Toen bedachten ze zich opeens dat die westerse vrouw waarschijnlijk een spion was en spionnen gijzel je, verkracht je. Dagenlang was Joanie compleet afhankelijk van oosters mompelende theedoeken die haar elk moment konden onthoofden. Ik zou zo graag hebben gezien dat Joanie toen geen Joanie bleek te zijn, maar dat ze Pippi Langkous was. Pippi die de Talibanleider vastpakt en hoog boven haar hoofd optilt. ‘Vuile dief, wilde je mij onthoofden? Wilde je mij verkrachten?’ Dat ze de Talibanleider een paar minuten later gewoon weer op de grond zet, waarna hij zich zo snel mogelijk uit de voeten maakt. Maar Joanie is geen Pippi, ze is ook maar gewoon een mens: nu ze vrij is heeft Joanie toegegeven dat ze geen eenduidige afkeer heeft van haar ontvoerders, sterker nog, ze heeft wel sympathieke gevoelens voor de Taliban ontwikkeld. Het Stockholmsyndroom blijkt ook in de warme woestijn van Afganistan zijn weg gevonden te hebben, een plaats zonder smörgåsborden, zonder meisjes met rode haren.