Willem en Rêvîn

Nick (ArchEnemy)

Willem en Rêvîn woonden bijelkaar. Rêvîn was weggevlucht uit Turkije, haar vader en moeder zaten in het Koerdisch verzet en waren omgekomen. Ze was als enige van de familie ontsnapt aan vervolging en kreeg asiel in Nederland. Willem was een nuchtere Hollandse jongen. Lief, netjes opgeleid en brave, huiselijke ouders met de Vrij Nederland op de salontafel.

Rêvîn droomde naar. Ze miste haar ouders, was bang dat 's nachts de deur ingetrapt zou worden. In de nachtelijke geluiden kon ze soms half-slapend Turkse bevelen horen, even opstaan om het nachtslot te controleren hielp wel, maar niet genoeg. Rêvîn was bang. Bang om opgepakt te worden, bang om te vertrouwen, bang om te houden van Willem. Maar dat deed ze toch, het was gelukkig sterker dan haarzelf.

Willem werkte op een kantoor. Hij had een eigen kamer met een raam, hij deed het goed. Op zijn werk vond iedereen hem aardig, en Rêvîn werd hartelijk ontvangen door zijn collega's. Voor een allochtoon was Rêvîn een verademing. Vriendelijk, netjes opgeleid, goed Nederlands sprekend, na een kwartier had je nog amper door dat ze uit Turkije kwam. Zo zag men het graag, Rêvîn was het voorbeeld van de mooie multicultuur in Nederland.

Rêvîn was officieel arbeidsongeschikt maar bleef wel werken als illustrator. Kleine opdrachten voor lokale reklamebureaus die advertenties voor de huis-aan-huis kranten afleverden. Een grappige vaas met bloemen, een dikke, zwetende pizzabakker met veertig dozen in zijn handen, een hondje dat met een zonnebril op in een leunstoel in het tropisch zwembad zat. Geboortekaartjes maken vond ze leuk, nieuw leven, nieuwe kansen, dat sprak haar aan.

Willem hield van Rêvîn. Ze was mooi, getalenteerd en had iemand nodig die voor haar zou zorgen. Willem wilde haar veiligheid en zekerheid laten ervaren ondanks haar achtergrond. Maar Rêvîn kon soms uit het niets kwaad worden om kleinigheden, Willem liet dat maar over zich heen komen, ze kwam tenslotte uit Turks-Koerdistan. De ouders van Willem vonden Rêvîn maar zo-zo, maar lieten dat niet teveel merken, ze was immers allochtoons en die hoor je altijd gastvrij te ontvangen. Op zichzelf hadden ze geen hekel aan haar, maar ze was gewoon iets te exotisch voor hun nuchtere, beschermd opgevoede jongen.

Maar Rêvîn wilde meer. Ze wilde niet steeds maar allochtoon, vluchteling en bang zijn. Ze hield zielsveel van Willem, maar werd iegel van zijn voorzichtigheid, zijn omslachtigheid, zijn weigering rechtstreeks en consequent te zijn. Alle grillen van Rêvîn bepaalden de gang van het huishouden, Willem vond dat hij geduld moest hebben met zijn allochtoonse asielzoekster. Rêvîn zag het fout gaan en eiste van Willem dat hij ook liet zien wat hij wilde, waarover hij dacht, hoe hij de toekomst zag. Willem vond het aandoenlijk en moeilijk tegelijkertijd. Ze was zo lief, zo slim en zo allochtoons.

Willem werd na een paar jaar verdrietig. Hij zorgde nog steeds voor Rêvîn, maar niet meer zo van harte. Hij vond dat hij geen recht van klagen had, Rêvîn was immers een asielzoekster uit een oorlogsland. Maar wat werd hij moe van haar angsten, haar opvliegende buien, het steeds maar weer zwijgend moeten incasseren van haar eisen om communicatie en vertrouwen. Rêvîn werkte steeds harder om een toekomst voor hen op te kunnen bouwen, een huis, misschien kinderen, Willem keek ernaar en zei niets. Wat was hij uitgeput en neerslachtig, het was tenslotte geen eenvoudige opgave om van een allochtoon met zo'n achtergrond te houden.

En daar was ineens Greet. Wilde Greet. Willem kwam haar tegen tijdens een werkoverleg. Hij vond haar meteen aardig, zij hem ook. Eindelijk kon hij samen met iemand anders lekker wild en ongecompliceerd drinken en neuken zonder zich zorgen te hoeven maken over intimiteit en kwetsbaarheid, zonder zich af te hoeven vragen of Rêvîn ook wel genoot. Greet was gewoon wild, Willem was wild. Het voelde alsof het zo hoorde te zijn. Het ging vanzelf, Willem voelde geen twijfel, geen onzekerheid, het was gezellig, het was heerlijk.

Greet vertelde Willem dat ze ook een relatie had gehad met een allochtoon. Haar verhaal leek sprekend op dat van hem. Telkens aardig zijn, altijd alles goed bedoelen, altijd geduldig blijven. Nooit eens tijd en ruimte voor je eigen verlangens, altijd meegaan met zijn bevlogenheid. Maar Greet had het uitgemaakt. Ze zei tegen Willem dat hij ook een ander leven kon kiezen. En nadat Greet bij haar allochtoon weggegaan was leefde hij helemaal op, misschien was het voor Rêvîn ook wel beter als Willem het uitmaakte.

Rêvîn was het laatste jaar met Willem doodongelukkig geweest, ze kon hem niet meer bereiken, vocht als een gek voor hun relatie maar zonder resultaat. Willem leek ineens onbetrouwbaar. Beloofde van alles maar brak vervolgens net zo makkelijk zijn woord met een korte uitleg waarom ook deze keer weer een uitzonderlijke situatie was; het leek wel alsof hij wilde dat Rêvîn een hekel aan hem kreeg.

Toen was er de avond dat Willem tegen Rêvîn zei: "Ik twijfel". Dat was heel dapper van hem, die direktheid had hem heel veel moeite gekost, ondanks dat het niet waar was want Willem wist best wel wat hij wilde: een ander leven zonder Rêvîn en met Greet. Hij probeerde de in paniek geschoten Rêvîn nog heel goedbedoeld voor te houden dat hij een tijdje ergens anders moest wonen om alles te overdenken, maar Rêvîn begreep wat er gaande was en confronteerde hem ermee, waarna Willem zei dat zij het zo veel beter zag dan hij en dat hij blij was dat ze het ook uit wilde maken.

Rêvîn wist niet wat haar overkwam. Haar totale wereld stortte in. Willem was weg, had zijn spullen gepakt, trok tijdelijk bij zijn ouders in die zich dankbaar over hem ontfermden. Hij vertelde Rêvîn hoe fijn het was dat hij weer verliefd was, hoe leuk Greet was en dat zij ook een allochtoon als relatie had gehad, en dat Rêvîn vast ook veel beter af zou zijn zonder hem, net zoals de vriend van Greet. Hij hoopte heel hard voor haar dat ze uit haar persoonlijke problemen zou komen en dat ze goede vrienden konden blijven. Hoe moeilijk hij het had gehad met steeds maar weer alles goed proberen te bedoelen, maar nooit eens gezelligheid en ongecompliceerdheid van haar terug kon verwachten. Hij vond het ontzettend zielig voor haar dat ze nu weer zo'n teleurstelling te verwerken kreeg, ze had al zo'n moeilijk leven.

Rêvîn verlangde ineens terug naar de Turkse militairen. De waren tenminste eerlijk in hun wreedheden.