Poedels, soepstengels en een dinges

Neuskleuter
Het begint veelbelovend. An slaat haar shawl om haar hals en gaat rechtop voor de camera zitten. Ze trekt haar trui recht. Ik knik naar de interviewer. ‘Hoe is het om te leven met Alzheimer?’
An negeert de man en kijkt omlaag, waar ze verder plukt aan haar trui. Dan kijkt ze fronsend in de verte. Ik ken die blik. Ze broedt op iets, maar kan het niet vinden. Dan lacht ze ineens. ‘Hihi, een poedel! Waf waf, het is net een poedel!’

Oh god. Als ze dit maar niet gaan gebruiken in de uitzending. De interviewer zucht en kijkt op zijn horloge. We zijn nog maar net begonnen. Hij vraagt zich vast af waarom hij zich ooit met ons onderwerp heeft ingelaten. Ik leg mijn hand verdedigend op de schoot van An. De interviewer herpakt zich. ‘Zal ik de vraag opnieuw stellen, mevrouw?’ Hij kijkt me hulpeloos aan, als al haar aandacht ineens naar mij gaat. Haar groene ogen speuren mijn gezicht af, flitsen heen en weer, op zoek naar herkenningspunten. Dan glimlacht ze terug. Ik knik weer naar de interviewer. Ze is er klaar voor.

‘Mevrouw, hoe is het om te leven met Alzheimer?’ De lichte rimpeltjes om haar mond trekken, maar het duurt even voor ze spreekt. ‘Sorry, maar… ik ben soms wat… ik bedoel… ik weet het niet meer. Ik weet dat ik minder weet.’ Ze trekt haar schouders op en beweegt met haar armen om haar verdwenen gedachten te illustreren. Ik wil haar graag helpen, maar hoe diep ik ook zucht, de woorden komen haar niet aanwaaien. Of toch wel. ‘Oh, verdomme!’ roept ze uit. ‘Geluidsding. Poedel! Stengel. Dinges. Soepstengel? Nee!’

‘Lieverd, het geeft niet.’ Ik raak haar hand licht aan en ze stopt met haar uitroepen. Ze kijkt me weer aan met haar prachtige ogen. Ik probeer de interviewer non-verbaal door te geven dat het gesprek  niet meer gaat lukken, maar dan zwenkt de camera naar mij. ‘Meneer, hoe was uw vrouw voor ze Alzheimer kreeg?’

Mijn gedachten gaan terug naar de tijd dat ik haar heb leren kennen. Ze was zo jong, vlot en vreselijk bijdehand. Ze kon de hele wereld aan en liet dat blijken ook. Ik had niet eens de kans om haar te versieren, zij versierde mij met de prachtigste openingszin, die ik zelf niet eens meer had onthouden omdat ik in de ban was van haar trotse eigenzinnige uitstraling.
‘Meneer?’
‘Tja, ze… ze was zo’n prachtige intelligente vrouw. Ze is nog steeds mooi, bedoel ik, maar ze kan de woorden niet meer vinden. Ze raakt steeds meer fragmenten kwijt. An was eerder programmeur en heeft diverse scripts geschreven voor softwareprogramma’s en websites, maar nu…’

Ik kijk opzij, naar de trouwring die ze pas vierentwintig jaar trouw om haar vinger heeft. Ze plukt aan de mouw van mijn trui en mompelt iets over blauwe dingesjes. De camera zwenkt terug naar haar. ‘Mevrouw, weet u nog wat voor werk u deed?’ Ze kijkt de interviewer weer aan. Ik zie dat ze hem probeert te herkennen, maar dat is onmogelijk. Dan neemt ze dapper het woord: ‘Ik ben An. Van Anneke. Mijn moeder heet Annelies. Daar ben ik naar… naar… Dinges. Ik vergeet dingen. Veel euh, dinges. Woorden.’ Ze knikt naar de interviewer en fronst weer haar wenkbrauwen. De plooien in haar voorhoofd springen geoefend terug in haar piekerstand. Hij knikt terug en ze glimlacht verlegen.

Zometeen ben ik zelf aan de beurt. Het leek me vooraf belangrijk om ons verhaal te doen, maar ik zie er nu al tegenop. De interviewer probeert zich sociaal invoelend op te stellen, maar we zijn waarschijnlijk alleen maar een vorm van emo-porno, weggestopt in een blok over weggelopen hondjes en mishandelde gehandicapten in verpleegtehuizen. Toch zou het fijn zijn als een paar mensen iets meer begrip voor de situatie krijgt. Maar eigenlijk wil ik helemaal niet op tv omdat mijn vrouw op haar 46e al dement is.

Plotseling leeft An helemaal op. Nog voordat de camera uit is, wijst ze naar boven, grijpt de hengel uit de lucht en roept: ‘Een microfoon! Het is een microfoon!’ Ik zucht diep en wend mijn gezicht af. Dat zal een mooie opening zijn op televisie vanavond.