Zoveel mensen, zoveel wensen

Jan (Bakoenin)

Ik kom niet zo erg vaak meer in Amsterdam. Vroeger ging ik vaker. Gewoon voor de gezelligheid. Die gezelligheid is er echter steeds minder met al die bouwputten in de stad. Ik reis altijd met de trein en het begint al bij het Centraal Station.
Ik heb onlangs gelezen dat er een Stichting Leve de Bouwput is opgericht. Die mensen zeggen, dat je die bouwputten niet alleen mag zien als last, maar dat je er beter naar kunt kijken als de toekomst van de stad. Dan moet je toch wel ongelooflijk veel fantasie hebben.

Maar goed. Deze week was ik er weer eens. Ik deed wat ik altijd doe. Een beetje door de binnenstad wandelen en winkels kijken. Daarna een terrasje pakken en dan weer winkels kijken.
Kijken, kijken, niet kopen. Zo staan wij Nederlanders in veel landen bekend. En wat mij betreft klopt dat. Toevallig heb ik dit keer twee T-shirts gekocht, maar dat is ook eerder uitzondering dan regel. Ik ben namelijk zeer kritisch als het om T-shirts gaat. Ik wil niet alleen dat ze me staan, maar ook dat ze exclusief zijn. Daar wil ik dan wel iets meer voor betalen. Maar verder ben ik echt een zuinige Nederlander.
Toch had ik dezelfde avond een gesprek met iemand waaruit bleek, dat niet alle Nederlanders zo zuinig zijn.

Ik had lekker gegeten in een straatje ergens achter het Leidseplein en was in de binnenstad nog even een kroeg in gedoken. Gewoon om wat te drinken voor ik weer naar huis zou gaan.
Het was een buurtkroeg waar je niet alleen kon drinken maar ook kon darten en poolen.
Ik nam plaats aan de bar en keek het café rond. Het was redelijk druk. Er waren wat mensen aan het darten en aan het poolen, maar de meeste mensen zaten aan tafeltjes en aan de bar.
Helaas had het café ook zo’n groot scherm. Dat zie je tegenwoordig bijna overal. Ik vind dat helemaal niks. Zet lekker wat muziek op en laat de mensen met elkaar praten. Maar nee, er moet tv worden gekeken. En heus niet alleen als er voetbal is. Nee, ook al die bagger van de commerciële zenders kun je op die schermen bewonderen. En omdat dat scherm zo groot is, dwingt het de mensen in het café bijna om te kijken. Er was op dat moment reclame bezig. Thuis zap ik altijd weg bij de reclame, maar hier kreeg je het luid en duidelijk gepresenteerd.
Ik zat net te bedenken of ik niet beter een ander café zou kunnen zoeken toen twee barkrukken verderop een man opeens heel opgewonden naar het scherm wees.

“Godverdomme,” riep hij, “weer zo’n kutreclame van die boevenbende!”
Dat was duidelijke taal. Ik keek naar het scherm en zag ‘zoveel mensen, zoveel wensen’ voorbij komen.
“Dat is inderdaad misleidende reclame, maar dat weet zo langzamerhand iedereen wel, dus daar hoeft niemand meer in te trappen.” Ik keek de man glimlachend aan, maar deze ontplofte bijna.
“Niet intrappen! Dan ken je dat kutwijf van me niet. Laten ze een nieuwe keuken zien, zij mot een nieuwe keuken. Nieuwe badkamer? Zelfde laken een pak. Nieuwe auto? Meneer, voor ik het wist zat ik tot aan mijn nek in de schulden.” Zijn hoofd, dat toch al rood was van de genuttigde alcohol - kopstootjes zag ik - was nog roder geworden.

“Karel,” imiteerde hij ‘het kutwijf’ met een lijzige stem, “kijk nou toch eens wat mooi, die keuken. Zo eentje wil ik ook. En voor de laagste rente Karel.” Hij keek ineens een beetje bedroefd.
“Meneer, ze heb me niet alleen aan de rand van de afgrond gebracht met dat lenen, maar samen met de bank heb ze me ook nog in die afgrond gepleurd.”
“Maar daar was je dan toch zelf bij?” Ik vond het maar een dom verhaal.
“Ja, maar jij was er niet bij en die gasten lullen je de oren van je kop. Dat wijf van me werd zo geil van die spulletjes dat ze gewoon zat te soppen op der stoel. En dan mot ik daar tegenin gaan? Ik zal je effe het hele verhaal vertellen. Dan begrijp je het vast wel.” Hij dronk zijn jenevertje leeg, nam een paar slokjes van het bier en stak van wal.

“Een paar jaar geleden was dat wijf van me niet meer te harden. Ze was helemaal wild door die reclames. Dus wij bellen met die lui en ze sturen zo’n driedelig pak met stropdas op ons af. Die bekeek eerst onze salarisstroken. Ik ben buschauffeur en dat is echt geen vetpot en mijn vrouw werkte toen alleen maar af en toe voor een uitzendbureau, maar volgens hem was er geen enkel probleem. Nou, ik weet nu wel beter.”
Hij dronk zijn bierglas leeg en bestelde een nieuw kopstootje.
“We wilden een nieuwe keuken en een badkamer met bubbelbad. Dat bubbelbad was weer zo’n bevlieging van mijn vrouw. Ik zeg nog tegen haar ‘wat moet je met een bubbelbad, je hebt zelf al genoeg bubbels’ maar ze moest en zou het hebben. We kwamen uit op een lening van vijftigduizend euro. Daar konden we zo ongeveer alles mee betalen, wat we wilden hebben. De rente was maar zo’n vier procent, dus dat was lekker laag. We moesten daarnaast nog wel een arbeidsongeschiktheidsverzekering afsluiten, want ze wilden wel hun geld terugzien als ik arbeidsongeschikt raakte. Weet je wat hij zei? Die kloothommel! Hij zei dat ik nou eenmaal een risicovol beroep had met al die kutmarokkaantjes die buschauffeurs lastig vallen. Ik rij nota bene voor een touringcarbedrijf dat alleen bejaardenuitstapjes verzorgt!” De man werd nu erg rood van kwaadheid. Hij werkte het nieuwe jenevertje maar weer met één slok naar binnen en nam een paar slokjes van zijn bier. Er zaten wat schuimplekjes om zijn mond, maar die waren zo te zien van het bier en niet van kwaadheid.
“Bijna zevenduizend euro, was die verzekering. Maar ja, je moet wel.” Even was het stil. Ik vermoedde al hoe het verder zou gaan.

“Een paar dagen na het gesprek kwamen de papieren en alles leek in orde. Had ik nou maar die ontzettend kleine kutlettertjes op pagina vier gelezen!” Hij bestelde nog maar een kopstootje en vroeg of ik ook iets van hem wilde drinken. Ik nam een biertje.
“Alles leek in orde. De keuken, de badkamer en zelfs het bubbelbad kwamen er. Een tweepersoons nog wel. Maar na verloop van tijd merkten we dat ineens de rente met sprongen omhoog ging. Dus ik bellen. Die driedelige stropdas was echter ineens nergens te spreken. In plaats daarvan kreeg ik een of andere muts aan de telefoon die vroeg of ik de papieren niet had gelezen. Daarin stond namelijk, dat de rente variabel was. Ze konden er godverdegodver mee doen wat ze wilden en dat deden ze nog ook!” Er ging weer een jenevertje naar binnen. Het viel me nog mee, dat hij nog redelijk normaal kon praten al werd hij wel steeds roder.
“Met die achterlijk hoge rente konden we eigenlijk de aflossing nog nauwelijks betalen. Maar dat wijf van me dacht dat ze wel een idee had om aan geld te komen. Wilde ze wiet gaan telen in ons huis en die wiet dan verkopen. Ik vroeg of ze achterlijk was geworden. Geen teringzooi in mijn huis. Had ik het nou maar wel gedaan, want toen ik later onverwachts thuiskwam, bleek dat ze al een andere manier had gevonden om aan geld te komen.” Hier laste hij weer een pauze in door wat slokjes van zijn bier te nemen. Ik denk niet dat hij wist wat een cliffhanger was, maar een echte was het niet voor mij. Ik begreep meteen wat er aan de hand was. Maar hij was van plan om het voorval in geuren en kleuren te vertellen.

“Ik wist zeker dat ze thuis was, want haar auto stond voor de deur, haar jas hing aan de kapstok en haar tas met haar portemonnee lag op de tafel. Maar in de huiskamer en de mooie, nieuwe keuken was ze niet. En in de slaapkamer ook niet, maar onze beide dekbedden lagen overhoop, terwijl ik het mijne toch ’s morgens had teruggeslagen. Bovendien rook het vreemd. Veel seks hadden we niet meer met elkaar, maar toch deed de lucht me ergens aan denken. Opeens hoorde ik geluiden uit de badkamer. De douche of het bubbelbad dus. Wel een vreemde tijd om je te wassen, half drie in de middag. Maar goed, ik ga nog nietsvermoedend de badkamer in.” Hier nam hij weer wat slokjes van zijn bier. Onbewust zo de spanning opbouwend, want ik wist wel wat er ging komen, maar niet hoe het er uit had gezien.

“Meneer, ik zie die enorme reet van dat kutwijf van me aan de achterkant van het bad omhoog steken en haar hoofd is bijna onder de bubbels verdwenen. Aan de andere kant zie ik de kop van een kerel, die lekker aan het genieten was en dat was niet van het warme water. Dat wijf van me had blijkbaar iets gehoord, want ze komt overeind en meteen zie ik uit de bubbels een periscoop omhoog komen. Nog voor ze iets kan zeggen haal ik die hele duikboot uit het water en pleur hem het huis uit in zijn blote reet. Roept die klootzak nog dat hij al betaald had en dat ik het recht niet had om hem zo te behandelen als klant. Vanaf de straat hoor ik hem nog roepen ‘kankerpooier’, dus ik heb zijn kleren lekker binnen gehouden. Moest hij in zijn blootje de auto in. Je begrijpt zeker wel dat ik dat kutwijf een hele andere beurt heb gegeven dan ze daarvoor had gehad.” Hij keek nu toch wel enigszins voldaan.
“Dus jullie zijn zeker uit elkaar?” vroeg ik, “dan heb je ook nog maar één inkomen zeker.”
“Natuurlijk. Alleen moet ik nu ook nog alimentatie betalen, maar die hoer krijgt geen cent van me. ‘Ik deed het toch voor ons saampjes’ imiteerde hij haar nog eens. Nee, ze deed het voor een keuken, een badkamer en een tering tweepersoons bubbelbad!” Het bierglas ging nu echt leeg.

“Meneer,” vervolgde hij, “je mag rustig weten dat ik op het punt heb gestaan er een einde aan te maken. Ik had weer gebeld met die boevenzooi. Ik vroeg me af wat er zou gebeuren als ik het overgebleven bedrag bij een andere bank zou lenen. En dan met dat geld alles zou lossen. Dat kon wel, maar dan zou er een of andere restschuld overblijven en die kon flink oplopen. Bovendien moest ik dan toch nog die arbeidsongeschiktheidsverzekering blijven betalen, ook al had ik geen schulden meer bij ze. Het is toch je reinste oplichting meneer! Ik heb echt de laatste tijd krom moeten liggen om dat geld bij elkaar te krijgen en ook verder nog een beetje rond te komen. En als ik niet mijn hobby had gehad, dan was ik echt van het Hilton gesprongen denk ik.”
“Gelukkig dan maar dat u die hobby hebt.” zei ik snel. “Dat moet wel een zeer bijzondere hobby zijn dan.”
“Dat is het zeker. Het is mijn kluppie dat me overeind houdt. Ik heb een seizoenskaart. Zondag ga ik ook weer kijken in de Arena.” Hij glunderde zelfs een beetje.
“Aha,” zei ik, “dan snap ik het. Nou, dat hebben we dan gemeen. Ik ben ook Ajax fan.”
De man keek me met open mond aan, werd nog roder dan hij al was en beet me toe, “ben je besodemieterd man. Ajax? Ik woon in Alkmaar hoor. AZ is mijn kluppie. De landskampioen!” Trots klonk in zijn harde stem. Hij wilde van zijn kruk stappen, maar toen werd duidelijk dat hij teveel kopstootjes had gehad. Hij viel met zijn kruk bij het afstappen naar voren en lazerde met zijn kop keihard op de grond. Dat was nog eens een kopstoot. Het deerde hem niet. Hij stond op en met bloedneus en al begon hij te zingen: “retteketet, retteketet, AAAAAAZ.”
Het klonk een beetje nasaal. Ik betaalde snel, liet hem al zingend achter en verliet hoofdschuddend het café. Hoe naïef kan iemand zijn.