De kutkat Mo (1)

bazbo
"Zo," zei ik tegen het jochie. "Ik ga even boodschappen doen." Ik kuste mijn zoon gedag. Drieëneenhalf jaar was hij nu.
"O?" vroeg de oppas. "Hoef je vandaag niet te werken?"
"Nee," zei ik. "De komende drie weken werk ik niet. Ik zei al: ik ga boodschappen doen. Even een huis kopen."

Tien minuten later kwamen Vrouwlief en ik aan bij wat over twee uur ons eigen huis zou zijn. We zouden nog een laatste controleronde door de woning maken, samen met onze makelaar, de vorige eigenaar en zijn makelaar. De garagedeur, die de carpoort afscheidde van de straat, stond open. We wilden onze fiets onder die carpoort stallen, maar dat ging even niet. De vorige eigenaar van ons huis zat er op zijn hurken. Met een vork schepte hij brokjes vlees uit een blikje op een schoteltje.
Ik herinnerde mij de twee keer dat we het huis kwamen bezichtigen. Er liep een prachtige zwarte kat door de kamers.
"Goedemorgen," zei ik. "Goh, heb je je kat niet te pakken kunnen krijgen?"
"Ja, iek wiel vangen," zei hij, "maar wiel niet." De vorige eigenaar van ons huis was geboren in Egypte.
"Nou, ik hoop dat het je nog lukt vandaag, dan," zei ik.

Kijk, daar waren de beide makelaars. We schudden handen en maakten de laatste inspectietocht door ons droomhuis. Beneden was alles in orde. Iedereen ging voor mij uit de trap op. Het was een open trap, die midden in de woonkamer uitkwam. Met dat ik op de eerste trede stapte, keek ik achter mij door het grote raam naar de achtertuin. Doordat het een geschakelde woning is, keek je ook haaks op de keukendeur. Op het terras zat een grote zwarte kat verwachtingsvol naar die keukendeur te kijken.
Ik draaide me om, stapte de trede af en liep naar de deur. Het kostte me flink veel moeite om de verroeste sleutel om te draaien in het slot. Ondertussen stond de kat rechtop tegen de zacht doorgerotte deur, met zijn nagels de toch al bladderende groene verf er definitief af krabbend.
Ik deed de deur open en pakte het beest op. Tuurlijk stribbelde hij flink tegen, maar mijn greep was stevig en ik liet hem niet los. Snel ging ik naar boven. Iedereen stond in de slaapkamer aan de voorzijde.
"Kijk eens," zei ik tegen de Egyptenaar. "Is dit soms uw kat?"
De man kreeg een rood hoofd en nam het beest van mij over. "Iek zal hem ien auto doen," zei hij. Hij verdween naar beneden. Even later zag ik hem onder ons de voordeur uit komen. Toen hij bij de straat was, bukte hij en gooide hij de kat van zich af. Vlug kwam hij weer naar boven.
Binnen was alles in orde en we gingen allen naar de notaris.

Onderweg op de fiets vertelde ik Vrouwlief dat de vorige eigenaar van ons nieuwe huis zijn kat gewoon wilde achterlaten.
"Wat een vreselijke streek!" riep ze uit.
"Maar wat doen we nu?" vroeg ik, "Straks zitten wij met het dier opgescheept."
"Daar zit ik niet echt op te wachten."
"Het is wel een mooie kat. Beetje Egyptisch, met die pikzwarte vacht. En dan die paarse gloed eroverheen."
"Hij zag er wel verwilderd uit," zei Vrouwlief. "Alsof hij al wekenlang buiten zwerft."
"Weet je, ik ben bang dat als we hem toch met het baasje meegeven, dat hij er toch niet goed voor zal zorgen."
"Dat zit er wel dik in."
"Wij kunnen toch voor hem gaan zorgen?" vroeg ik voorzichtig. "Een huisdier is ook leuk voor ons kind."
Vrouwlief trok niet echt een enthousiast gezicht.
"Als het niet gaat," ging ik verder," kunnen we hem altijd nog wegdoen. Alles beter dan dat hij verwaarloosd wordt."
Vrouwlief ging aarzelend akkoord.

Bij de notaris liep alles op rolletjes. We zetten de handtekeningen en kregen de sleutels.
"Nog één ding," zei ik op de gang tegen de vorige eigenaar. "Uw kat. Ik heb gezien dat u hem van u af heeft gegooid en dus liever niet meeneemt. Als u hem wél meeneemt, wil ik dat u er goed voor zorgt en niet onderweg uit de auto gooit. Als u hem niet meeneemt, zullen wij verder goed voor hem zorgen."
"Ies goed," zei de Egyptenaar vlugjes. "Hij nu van jullie."

Zo kwamen we onverwacht toch tot verdere gezinsuitbreiding.
We gingen hard aan het werk in het nieuwe huis. Het was mooi weer, dus zetten we alle ramen en deuren wijd open. Daarna begonnen we met tapijt verwijderen, schoonmaken en houtwerk schuren.
De kat verscheen in de achtertuin. Ik moest hem aan ons laten wennen, maar hoe deed ik dat? Wacht, ik haalde het schoteltje met brokjes onder de carpoort vandaan en zette het bij de achterdeur op het terras.
Iedere dag zette ik het eten iets dichterbij de drempel en op een gegeven moment zelfs binnen.
Aarzelend kwam het zwarte gevaarte de keuken in. Verbaasd keek hij om zich heen. Alles zag er natuurlijk heel anders uit dan hij gewend was. Voorzichtig sloop hij naar het schoteltje en begon hij te eten. Ik zat al geruime tijd op de keukenvloer naast het voer en wachtte tot hij klaar was met eten. Toen strekte ik mijn arm en raakte de kat aan. Behoedzaam aaide ik hem over zijn rug. Hij schrok, draaide zijn kop naar me toe en blies. Ik liet mijn hand op zijn rug liggen. Langzaam streelde ik verder. Hij liet het toe. Een tijdje ging ik door; toen hield ik even op. De kat draaide zich naar mij om, keek mij aan en drukte zijn kop tegen mijn hand. Of ik door wilde gaan met aaien.

Zo wenden we langzaam aan elkaar. Overdag kwam hij binnen kijken en vaak ging hij bij mij liggen terwijl ik aan het werk was. 's Nachts was hij buiten. 's Morgens kwam ik bij het nieuwe huis aan voor nieuwe klussen en dan stond hij al bij de voordeur op mij te wachten.
"Miauw!"

Schoonmoeder kwam op bezoek. Altijd leuk.
"Wanneer doe je die kat weg?" vroeg ze praktisch.
"Niets ervan," antwoordde ik nuchter. "Hij blijft. We hebben beloofd dat we goed voor hem zouden zorgen."
"Hoe heet hij eigenlijk?" vroeg de moeder van mijn vrouw.
"Geen idee," zei ik. "We weten helemaal niets van hem. Zijn naam niet, of hoe oud hij is."
"'t Is toch wat. Zo'n beest moet toch een naam hebben?"
"Wij noemen hem Mo. Naar de vorige eigenaar. Die heette Mohammed."
"Mo is geen naam," zei ze, de kat ondertussen achter zijn oren krabbend.
Mo begon zowaar te spinnen.
"Jij heet vast anders," ging ze verder. Daarna stiet ze allemaal vieze kreten uit. Even dacht ik dat ze onwel was geworden en haar laatste adem aan het uitrochelen was, maar toen ik goed luisterde ontdekte ik dat het mogelijke kattennamen waren. "Jij heet vast Poekie."
"Mo is het, en Mo zal het vanaf nu blijven," zei ik. "Hè, Mo?"
Zowaar, de kat keek mij nog aan ook.
"En we weten dat het een mannetje is," vertelde ik.
"O?" vroeg schoonmoeder.
"Ja, dat was makkelijk. Dat werd wel duidelijk toen hij gisteren zijn territorium vergrootte op het tuinstoelkussen waarop u nu zit."
"Gatsie."

"Het is een prachtbeest. We zullen nog veel plezier van hem gaan hebben," zei ik. Uiteindelijk bleek ik meer dan gelijk te krijgen. Maar daarover de volgende keer.


Apeldoorn, april 2009