De grote smoel van Driek Oplopers

Driek (DriekOplopers)

Jarenlang heel serieuze stukken geschreven. Beleidsnotities met op een goudschaaltje afgewogen formuleringen. Persberichten in het schemergebied tussen de media halen en je gesprekspartner niet te erg op de kast jagen. Als ghostwriter columns schrijven voor de voorzitter van een consumentenorganisatie. Dat begon eerlijk gezegd een beetje te vervelen. Ik wilde meer. Grappiger, spitsvondiger, hardhandiger. Op een lokale nieuwswebsite werd een columnist gevraagd. Die uitdaging moest ik met beide handen aangrijpen. Twee proefcolumns opgestuurd. Bericht gekregen. Niet goed genoeg, en iemand anders kreeg de klus.

Dan kan je twee dingen doen. Bij de pakken neer gaan zitten, of al schrijvende toch proberen een eigen, herkenbare stijl te ontwikkelen, met teksten van een kwalitatief hoog niveau. Daar heb ik voor gekozen, en dat is gelukt. Al doende leert men. En dat is de reden dat u allen op deze website al jarenlang lastig wordt gevallen met mijn werk. Daar bent u mooi klaar mee…

Na deze openhartige ontboezeming wil ik het graag eens met u hebben over hoe ik de rol van de columnist zie. Waarom ik schrijf. Wat ik er eigenlijk mee wil bereiken. Om welke reden ik doorgaans kies voor een hardhandige stijl.

Er zijn twee soorten columnisten. De eerste, en dat vind ik niet écht een columnist, schrijft als voorzitter van een belangenclub. Juist wanneer de Kamer weer praat over de ontbossing in Nederland, schrijft de baas van de Vereniging Onze Bossen iets over de teloorgang van de wilde den, een cultuurhistorische zichtbepalende boom, die uitsluitend kan worden gered door strengere regels. Dat helpt. De column leidt tot stukkie in de krant, dat leidt tot een kamervraagje aan de minister, enzovoort. Maar is de schrijver van zo’n vlammend betoog echt een columnist? Nee. Eigenlijk is hij meer een lobbyist…

De tweede soort is de échte columnist. Die is aan niets en niemand verbonden. Hij schrijft wat ‘ie zélf vindt, zonder dat zijn betogen ten dienste staan aan het behalen van een persoonlijke doelstelling. De columnist die een Kamerlid afbrandt, is er niet op uit om diens zetel straks in te pikken. De columnist die pleit voor strengere straffen hoopt niet dat ‘ie zelf voor drie maanden in de petoet zal worden opgesloten omdat ‘ie door rood fietste. Zo’n columnist ben ik, als ik op deze website allerlei misstanden aan de kaak stel. Ik wil hier geen lobbyist zijn, maar fris van de lever observeren wat er gebeurt. Daarom schrijf ik.

Maar waarom dan zo hardhandig? Waarom zo’n grote smoel? Nuance moet aan de columnist niet besteed zijn. Niet van dat pietepeuterige. De columnist neemt duidelijk stelling, in niet mis te verstane bewoordingen.
Geen geneuzel als: Ik vraag me af, of botulisme in het park eventueel kan worden bestreden door het aantal eenden in de vijver misschien te verminderen.
Nee, duidelijke taal: Die stronteigenwijze rollator-oma’s, die in weerwil van die tientallen bordjes met in koeienletters “NIET VOEREN” toch die botulisme-eenden dagelijks komen vetmesten met kilo’s brood, na één keer waarschuwen bij kop en kont het park uitflikkeren en hun rollator in stukken zagen.

Het is een goede stijlfiguur. Met grappen en grollen duidelijk te maken wat je van dingen vindt. Geert Wilders die zijn kiezers in de steek laat door de Kamer uit te lopen omdat ‘ie “geen circuspaard” is? Neerzetten als iemand die een baal stro zit te vreten en zijn eigen stal volschijt. Weigert een of ander ambtenaartje de naam van een op grote schaal milieuzwendelende winkelketen bekend te maken? Gelijk de minister voor schut zetten. Een corrupte politicus? Afschilderen als een graaiende en draaiende Dagobert Duck! Een liegende journalist bij Harry Mens? Tot op het bot trachten te kwetsen. Als je de lezer laat lachen is de kans des te groter, dat je boodschap -verpakt in een grap- bij hem blijft hangen. En dat is wat ik wil. Dat mensen nadenken over wat voor idioten er rondwandelen in onze samenleving. In ons landsbestuur. In de media. Bij politie en justitie. Gewoon op straat. In de showbizz. Overal. Natuurlijk, niet iedereen vindt het hanteren van mijn botte bijl een goede aanpak. Zedenpredikers hebben mij weleens uitgemaakt voor rechter en beul tegelijk. Voor smakeloze schreeuwlelijk. Voor schrijver van onvoorstelbare kutcolumns! Genadeloos leedvermaak viel mij ten deel toen een van mijn columns in mijn gezicht ontplofte. Het zij zo. *

Ik zoek de grens op. Zijn er dingen die zelfs ík te ver vind gaan? Ja. Toch wel. Ik zal nooit grappen maken over zaken als gaskamers of seks met kinderen. Nooit iemand treiteren met een overleden familielid of diens ernstige ziekte. Want zelfs de hardhandigste columnist heeft gevoel. En een geweten. Want wanneer je écht alle remmen loslaat, dan ben je geen columnist. Dan word je terecht versleten voor een raaskallende idioot.

* Naschrift:

In 2010 oordeelde het Openbaar Ministerie over deze column, dat Driek Oplopers niemand had bedreigd, en dat er ook geen sprake was van opruiing. De columnist had een politica de maat genomen over diens uitlatingen, en dat bleek ook voldoende duidelijk uit die column, aldus de Plaatsvervangend Hoofdofficier van Justitie.