Schipbreuk met Wouter, André en Jan-Peter

Jean-Paul (Days-Of-Wild)
Ik maak een reis met het cruiseschip de MS Spendalot. Het is een leuke tocht. Ik reis weliswaar economy, maar geniet toch volop van wat er allemaal rondom me gebeurt. Een geriefelijke reis, de koers is recht zo die gaat, totdat we vol op een Iceberg klappen. Het schip maakt zware slagzij en iedereen moet zo snel mogelijk in de reddingsboten. Door een bizarre speling van het lot bevind ik mij in een reddingsboot tesamen met Wouter Bos, André Rouvoet en Jan Peter Balkenende.

We dobberen rond temidden van allerlei reddingsbootjes met medelotgenoten die uit alle macht proberen weg te komen. Bij ons aan boord gebeurt niets.
"Nou, dan komt nu de ware VOC-mentaliteit boven drijven hé? Nu moeten we roeien met de riemen die we hebben om te voorkomen dat het water ons tot de lippen stijgt." Meer clichés kan ik zo gauw niet bedenken om ze in actie te krijgen, maar de drie blijven apathisch voor zich uit staren. Komt misschien ook omdat het bewindvoerders zijn, die gezien hun naam beter uit de voeten kunnen met een zeilboot. Als bakvissen blijven we nog steeds stuurloos ronddrijven.
"Zullen we dan maar gaan roeien?" opper ik. Misschien is het beter de dingen bij hun naam te noemen om ze tot actie te krijgen.
"Dat klinkt als iets wat ik zou moeten zeggen" reageert Jan Peter.
"Dat zou je verwachten ja'," zeg ik, "maar er kwam maar niets, vandaar dat ik maar een voorzetje gaf."
"Maar dat kan zo maar niet. We moeten eerst beslissen welke kant we op moeten," komt Wouter Bos ertussen.
Nog een mazzel dat je met roeien min of meer alleen voor of achteruit kan, en niet ook nog links en rechts, dacht ik. "Met de stroom mee, denk ik. Lijkt me het makkelijkste."
"Maar is dat ook de kortste weg? En kunnen dan de kleine bootjes ook meekomen? Gaan de zware dan niet te snel?"
"Welke kleine bootjes," denk ik. En hoezo te snel? Je wilt toch zo snel mogelijk in veilige haven komen? Ik had nog een cliché gevonden.

"We moeten niet te hard van stapel lopen hoor. We moeten eerst bepalen hoe lang we moeten roeien," zegt Jan Peter.
"Tot wij land hebben gevonden, of iemand anders ons," breng ik naar voren, pragmatisch als ik ben.
"Ja maar dat kan zo maar niet," zegt onze premier. "We moeten nu al beslissen hoe lang we gaan roeien. Stel je voor dat we door gaan roeien en blijkt dat dit later niet nodig is geweest. Dan hebben we voor niets geroeid. En wat je teveel geroeid hebt krijg je niet meer terug."
"Maar we gaan toch niet stoppen met roeien als we nog niet uit de gevarenzone zijn!?" roep ik verbaasd.
"Andere boten om ons heen stoppen misschien al eerder met roeien. Die hebben dan een voorsprong op ons qua niet verbruikte energie. Die komen er dus weer eerder bovenop en hebben meer krachten over."
"Maar als je nog nergens bent, heb je er niets aan als je je krachten nog hebt!"
"Nee, we moeten eerst bepalen hoe lang we gaan roeien. En ik denk dat we één, hooguit twee weken moeten gaan roeien."
Ik kan mijn oren niet geloven. Ik kijk om me heen naar iets zwaars van weinig waarde waarmee ik Jan-Peter eens flink om de oren kan meppen, maar zie niets anders dan Wouter Bos. En ik denk dat hij nog het meest bruikbaar is als het op roeikracht aan komt.

"Wanneer gaan we roeien?" bemoeit André Rouvoet zich met het gesprek. "Persoonlijk ben ik van mening, en ik denk dat collega Balkenende het hiermee eens is, dat we niet op zondag moeten gaan roeien." Hij kijkt verwachtingsvol naar onze onverschrokken leider, maar deze zegt niets. Die zit afwachtend en afwezig voor zich uit te staren, bang als hij is om knopen door te hakken. Hij wacht liever tot de knoop uit zichzelf uit elkaar is gevallen, of tot er niemand meer aan het touw zit te trekken.
Ik stel me zo voor dat als we het na drie weken niet hebben gered we niet gered zouden worden. Gestel dat er een God bestaat, dan zouden we gevieren voor Hem verschijnen.
"Vertel eens, waarom is het jullie als enige niet gelukt te overleven?" zo zou Hij vragen. "Jullie waren zo dichtbij, nog twee dagen roeien, maximaal."
Ik keek naar André Rouvoet. "Nou, zeg het maar dan."
"Wel, eh, Heer, wij eh, wij hielden de eh, zondagsrust in ere," stamelde hij.
"Dat was niet echt briljant, he? Van wie kwam dat belachelijke idee?"
Iedereen keek nu naar Rouvoet.
"Van U?" probeerde hij.
Minachtend lachend en hoofdschuddend keek God naar André Rouvoet. "Nee vriend, zo eenvoudig kom je er niet mee weg. Ik heb jullie hersens gegeven om na te denken. Kennelijk weten jullie nog steeds niet hoe dat moet. Juist in tijden van nood moet je achterhaalde conventies overboord gooien. Het is maar goed dat Ik niet besta, wie weet wat voor desastreuze beslissingen jullie anders nog in mijn naam genomen zouden hebben."

Als ik opschrik uit mijn mijmeringen zie ik dat alle drie de mannen aan het roepen zijn naar ons omringende boten. "Wat zijn jullie aan het doen?!" vraag ik.
"Roepen" was het te voor de hand liggende antwoord. De aangeboren eenvoud waarmee politici tegelijkertijd de meest onzinnige, correcte en nutteloze opmerkingen kunnen maken trof me weer eens volop.
"Naar wie roepen jullie?"
"De achterban!" klonk het uit drie kelen tegelijk.
"De achterban?! Welke achterban?? Waarvoor achterban?"
"Om te kijken of we wel twee weken mogen roeien, we wel op zondag mogen roeien, er wel genoeg kleine bootjes mee kunnen roeien," klonk het drievoudig als een echoput die een nieuwe dimensie had gevonden.
"Jullie beseffen dat dit een crisissituatie is?"
"Jazeker. Maar juist dan moet je geen overhaaste beslissingen nemen."
Uiteindelijk blijkt dat iedereen verplicht langer moet roeien, maar na twee weken moet dat met kortere roeispanen. Ook mogen mensen die een grote roeispaan hebben deze niet meer helemaal gebruiken. Ik betwijfel of we hiermee ooit de veilige haven zullen bereiken.

Mijn aandacht wordt getrokken door een roeibootje met daarin een blondgekuifde jongeman die in vlot tempo langs ons komt varen. Zijn slagen gaan in een aanstekelijk ritme en bij iedere slag lijkt het alsof ik een luid "cir-cus-paard" hoor. Het lijkt wel of de riemen zelf dit geluid maken, "cir-cus-paard, cir-cus-paard". Ik heb geen idee waar het op slaat, maar het werkt. Hij schiet werkelijk door het water. En niet alleen hij, in zijn kielzog varen een heleboel reddingsboten mee, allemaal in hetzelfde ritme. Keihard snijden ze door het water. Ik ben geneigd ze te volgen. Over te springen naar één van die bootjes of desnoods gewoon overboord springen en er achteraan zwemmen. Een zekere verdrinkingsdood lijkt me te verkiezen boven het stuurloze, besluiteloze, in zichzelf gekeerde groepje waartoe ik veroordeeld ben.

Met een klap schrik ik op en wakker. Ik zit op de bank en kijk naar de TV. Ik zie hoe Geert Wilders wegloopt bij het debat. Hoeveel mensen zullen hem volgen? Hij heeft duidelijk de wind mee. Ik vraag me af of dat goed is. Ik betwijfel of Geert Wilders de oplossingen heeft die nodig of wenselijk zijn. Of bij hem het middel niet erger is dan de kwaal. Tegelijkertijd vraag ik me ook af, nee betwijfel ik ten zeerste of het alternatief, de huidige regering goed is. Bij hun staat het landsbelang voorop, mits dit niet strijdig is met hun eigenbelang, het partijbelang en het belang van de coalitie, in die volgorde. En niemand die er iets tegen kan doen. Tegen de tijd dat ze in actie komen is het landsbelang al dusdanig verkwanseld en verwaterd dat ze net zo goed niets hadden kunnen doen. Als je maar lang genoeg wacht, dan zijn je problemen vanzelf opgelost. Dat is ook zo als je ziek bent. Als je maar lang genoeg wacht met naar de dokter gaan, ga je vanzelf een keertje dood. Tot die tijd doet het waarschijnlijk wel heel erg veel pijn.

Ik weet het niet. Het liefst zou ik net als Geert weg willen lopen, maar dat is bij mij veel minder een statement en heeft veel minder effect dan bij hem. Bovendien denk ik dat je dan de boot mist. Er is er al wel één die het doet, en niet de minste, Ferry Mingele. De politiek correspondent van de NOS loopt helemaal naar Santiago de Compostella. Dat is dan weer te ver doorslaan naar de andere kant als je het mij vraagt. Een bedevaart is volgens mij het ultieme bewijs dat je alle vertrouwen en contact met de werkelijkheid hebt verloren. Ach, misschien past dat wel bij dit kabinet.