Orly Aeroport - Ode aan Jacques Brel

Redactie

drulovic zou vandaag weer terug zijn. Maar ja... Verhuisd. Opgeknapt. En nog geen internet. Maar gelukkig hebben we de submit nog. Dus: 

 Column door Chatistu

Het afscheid was een marteling. Dromen die niet gedroomd mogen worden. Hun liefde als een ongewenstheid van de schepping. Ik zie ze voor me. Nog steeds, terwijl ik dwaalde in de hallen van het vliegveld Orly. Twee geliefden overmand door de aangekondigde pijn van scheiden. Hun lijven aan elkaar geklemd als handen in een wanhopig gebed. Maar de goden houden zich doof en verhoren het niet.

Ik was ontdaan door hun magere gezichten, hun graatdunne lijven, die zelfs door hun winterjassen niet verborgen konden worden. Zelfgenoegzaamheid, hoogmoed, minachting, dat zijn eigenschappen die aan vetzucht lijden. Aan hun magerheid kon je aflezen dat hun liefde oprecht was en doordrongen van fijnzinnigheid.

Een adieu in de hal van een vlieghaven. Vaarwel, tot ons weerzien bij God, adieu. De een spreidt zijn vleugels en vliegt de hemel tegemoet, zo lijkt het. Op weg naar de zon, maar zijn wieken verbranden en zijn bloed verdampt. Zijn hart verschroeit, terwijl het hare door verdriet uit haar lichaam wordt gerukt en verscheurd. De ander blijft achter in de hel, brandend in het vuur van verlangen. Ze loopt verdwaasd de immense hal uit. Haar leven versplintert, ze zoekt naar haar autosleutels. Vindt ze niet. Haar hand schiet wild schokkend naar en in alle zakken van haar jas. Na een minuut die een uur had geleken, vindt ze de sleutels in haar rechterbroekzak. Haar hartzeer ontlaadt zich nu en zij breekt. Huilend krijst zij haar smeekbede naar de hemel waarin haar geliefde zojuist is verdwenen. God hoort haar aan en volhardt in zijn zwijgen.

De beelden bleven dagenlang naklauwen in mijn herinnering. Een voorafspiegeling, een equivalent voor sterven. Vanaf het eerste moment dat ik hen zag, wist ik dat deze mensen voor altijd door mijn geest zouden flarden. Nu drong het wrede verlangen aan mij op, dat zijn vliegtuig zou neerstorten en zij zou omkomen in een auto-ongeluk. Dan zou er de mogelijkheid van een hereniging te koesteren zijn.

Twintig jaar later vraagt mijn bloedeigen kind:
“Papa, weet je. Ik ken die leuke jongen, maar ze zeggen dat hij een player is.”
“Je bedoelt, uh...”
“Ja, pap. Iemand die je...”
“...oh, gebruikt en je daarna...”
“...laat zitten, ja...”
“Nee, dat is niet leuk, dat is uh...”
“...is kut, papa...”
“...klinkt niet mooi uit jouw mond, kind. Noem dat...”
“... ander onderwerp, papa. Je zeikt...”

Ik zeik niet, maar kijk zwijgend voor me uit. Ik bezie mezelf als een aardig ogend en goed behouden bieflapje dat in het koelvak van de buurtsuper ligt te pronken. Op het pakket echter kleeft een helrode reclamesticker: Van € 4,97 naar € 2,16. Een bijzondere keldering van de marktwaarde. Ik wik en weeg mijn eigen vlees in de hoop dat het weldra in een leuke braadpan zal liggen te spetteren. Dat er toch een vrouw zal komen die met graagte haar valse gebit in mijn taaie mannenvlees zou willen zetten.

Maar mijn dochter vindt mij maar een zeurpiet en misschien heeft ze helemaal gelijk. Orly is zo lang geleden. Zo lang geleden dat het nooit kan hebben bestaan. Liefde die nooit kan hebben bestaan. Zo'n liefde nooit. Kan niet. Niet. Nooit. Dan hoor ik Brel zingen in het Zuidafrikaans:

Moenie weggaan nie
jy moet liewer vergeet-
maar
jy moet net onthou:
verby is verby
wis uit die tyd
van misverstand
en die tyd verspil
die aanhou probeer
om te vergeet
van die weggaantyd
gister het gebeur
moenie weggaan nie

De zeurpiet buigt licht zijn hoofd en verzint oprechte tranen. Ik neurie zachtjes voor mij uit. Een requiem voor liefde zoals ik het nooit eerder heb mogen aanschouwen.

Orly refereert aan Gilbert Bécauds chanson Dimanche à Orly. Bécaud zingt in dat lied dat hij op zondagmiddag voor zijn plezier naar Orly gaat, om de drukte van het vliegveld te bekijken en te fantaseren hoe hij ooit zelf de vrijheid tegemoet zal vliegen. Brel beschrijft in 'Orly' minutieus hoe twee geliefden elkaar op het vliegveld vaarwel zeggen, terwijl hij hen van een afstand gadeslaat.
Hij constateert dat het leven geen lolletje is en vindt Orly op zondag een verdomd trieste bedoening, met of zonder Bécaud. ( La vie ne fait pas des cadeaux. Et nom-de-Dieu c'est triste, Orly, le dimanche, avec ou sans Bécaud).