Valentijnstrauma

Redactie
Column door Poem

Valentijnsdag, twee jaar geleden. Ik volgde toentertijd nog een opleiding Journalistiek aan de HU. Na het hoorcollege die ochtend was ik weer terug naar huis gesjokt. Mijn huiswerk kon ik lekker nog een dag uitstellen, dus ik besloot dat ik de rest van de dag niets te doen had. Ik begon muziek te downloaden die ik tussen neus en lippen door in mijn agenda op had geschreven in een schandalig-dat-ik-dit-nog-niet-heb-lijstje. Muziek lekker hard op, een pak vruchtensap en een reep chocolade bij de hand. Hell yeah!
Ik ben zo’n neuroot die alles perfect getypt op de mp3-speler wil hebben staan. Iemand die haar CD’s op alfabetische volgorde van artiest heeft gerangschikt. Ik was helemaal in de ban van mijn muzikale pareltjes, toen ik het vrolijke riedeltje van mijn deurbel Nights In White Satin al klingelend hoorde verpesten. Ik zette mijn muziek zachter en liep (lees: zwierde) naar de deur. Al even zwierig open ik deze en kijk recht in het bomkratergezicht van één van mijn klasgenoten. Wat een ravage, dat hoofd. Ik voelde mijn goede humeur verdampen en mijn glimlach wegsterven.

Kanttekening: er zijn inderdaad mannen die bij ons vrouwen ervoor zorgen dat de hormonen gaan muiten, die spontaan de neiging bij ons opwekken om ze aan te vallen, ze bruut uit hun kleren te scheuren en vervolgens woest erotisch met hen wilde seks te bedrijven. Laat dat-wat-toen-voor-mijn-deur-stond nou net níét zo’n man zijn.

Ik moet hem wel nageven: hij heeft lef. Ik bedoel, om nou gewoon bij iemand aan te bellen met een roos (ja, echt waar) in de hand, dan heb je echt lef. Zelf zou ik ’t écht nóóit durven. Waar was ik? O ja, hij stond dus met een roos in z’n knuist op de gang en ik ertegenover, totally flabbergasted, niet in staat ook maar iets te zeggen. Ik liet hem maar binnen, want de buren hoefden niet te weten met wat voor golems ik me soms inlaat. "Toepasselijke muziek," zei hij. En voor het eerst vervloekte ik The Moody Blues en alle gerelateerde nummers.
Daar stond’ie dan, als een brugklasser die per ongeluk het verkeerde lokaal was binnengestapt. “Zet het dan,” dacht ik, “zeg dan waarom je hier bent.”

Het was me al lang duidelijk wat hij kwam doen. Ik wist wat er ging komen, maar durfde er niet naar te vragen. Normaal ben ik totaal niet op m’n mondje gevallen, echter sla ik in dit soort situaties dood als bier in een vies glas. “Je zal het vast wel al begrijpen,” begon hij, “je weet wel wat ik je kom vragen.”
“Ja grafbakkes, ik weet wat je wilt,” dacht ik, “ik weet dat je door mij ontgroend en ontmaagd wilt worden. Want dat zei je nog tijdens intro, dat je dat wilt verliezen ‘in een serieuze relatie’. En die kom je nu aan mij vragen. Maar kijk eens naar jezelf: je ziet eruit als een zak vla met je ingezakte houding. Je straalt domheid uit, omdat je altijd zo’n lodderige, soepige gezichtsuitdrukking hebt. Vrouwen drogen spontaan uit van jouw aanblik. Je hebt hamsterwangen, een scheef geschoren ringbaardje, hier en daar een overrijpe puist, kortom: je opvoeding heeft ernstig tekortgeschoten betreft persoonlijke verzorging. En geef toe: die overactieve speekselklieren, papbuik en ingegroeide teennagels zijn geen goedmakertjes. Je bent alles behalve appetijtelijk. Je komt nog het meest in de buurt van een weekdier…”

Het schoot allemaal door me heen, maar ik weet ook wel dat Zak Vla voor een trein zou springen als ik het hem ook daadwerkelijk zou zeggen. Maar dat kon ik niet maken. Want hoe ernstig ik hem ook afkraak: hij stond er toch maar. Hem was nooit iets te veel, je kon hem alles vragen. Zak Vla is absoluut geen klootzak, dus zou hij het dan verdienen dat ik hem zeg wat ik écht vind? Lijkt me niet. En hoe ik het ook wend of keer: het is wel een heel lief gebaar, dat van die roos.

Maar ik kon niets uitbrengen. Was het vermogen om woorden te zoeken en zinnen te vormen totaal kwijt. Ik realiseerde me dat ik al enkele minuten zwijgend voor z’n neus stond. Die jongen ging bijna dood van de zenuwen.
Ik nam de roos aan, maar durfde hem niet aan te kijken. Ik mompelde van die zeikerige vrouwendingen als ‘het zou niet werken tussen ons’ en ‘ik zit nog teveel met mijn ex in mijn hoofd’. Hoewel dat laatste ook echt waar was, zal het voor Zak Vla behoorlijk lullig om te horen zijn geweest.

Weer bleef het even stil. Toen zag ik allemaal zand in m’n keuken liggen. Om de spanning te breken, begon ik quasi-geïrriteerd te mopperen en m’n stofzuiger tevoorschijn te halen. Ja, ik wist dat mijn flat al luttele weken omsingeld was door vervelende dikke bouwvakkers met diepe decolletés en dat ik het Zak Vla niet echt kwalijk kon nemen dat’ie een lading zand mee naar binnen had genomen, maar toch joeg ik ‘m met m’n stofzuiger de deur uit.
En terwijl ik mijn huis ontdeed van al die hoopjes Sahara, stond ik te trillen op m’n benen. Ik had zojuist een hart gebroken. Maar de schade valt nog mee; ik had ‘m ook suïcidaal kunnen praten.

Na het stofzuigen plakte ik de roos ondersteboven op m’n kast om te drogen. Daar hangt’ie nog steeds. Alleen roep ik sindsdien om het hardst dat ik valentijnsdag de meest aspontane dag van het jaar vind, dat ik een enorme schurfthekel heb aan alle commercie die er omheen hangt en al zéker aan al die zoetige ik-ook-van-jou-cadeautjes. Ik hoop dit nooit meer mee te maken.