The day the music died

Bert (superworm)

Na treinuitval, vertraging door wachten op een stoptrein, de bus net gemist te hebben, volgende bus die gewoon niet kwam opdagen, uiteindelijk twee en een half uur na vertrek van de Kromme Nieuwegracht  thuisgekomen. Geagiteerd als een malle. Normaal duurt het drie kwartier.

Ik maak koffie klaar, druk de computer aan en zijg neer in mijn stoel. In de trein vond ik een Volkskrant, die ik in mijn tas stak 'voor bij de koffie' – ik leg 'm naast me neer en open Firefox. FOK! biedt veel nieuws dat ik net al gelezen had in de Metro, Pers en Volkskrant. De titel 'De dag waarop de muziek stierf' trekt mijn aandacht, meteen heb ik het Don McLean-nummer in m'n hoofd, en ik klik erop. Ik had er niet specifiek bij stilgestaan, maar vandaag is het exact een halve eeuw geleden dat Buddy Holly's vliegtuigje neerstortte in een sneeuwstorm. Met hem stierven ook zijn tourgenoten Ritchie Valens (van La-la-la-la-la-la-Bamba) en The Big Bopper (Chantilly Lace).

In de reacties op het bericht werd gediscussieerd over de relevantie van Buddy Holly – of het wel gerechtvaardigd is, dat juist zíjn sterfdag 'het einde' van de muziek inluidde. Ja, maar, dat is gewoon van het liedje, meer niet, werd er gereageerd. Een ander noemde Holly 'een willekeurige popmuzikant'. Een derde klaagde over het feit dat het vijftig jaar oud nieuws betrof. Al met al weer een typisch FOK!sausje over oud rock-'n-roll-nieuws.

Het leek me niet onaardig om op mijn vrije middag dan maar een column te wijden aan Buddy and his buddies. Want waar menig FOK!'er de indruk had dat deze man het epicentrum, ja, de uitvinder van rock zelve was, was hij zelf veel te jong om daarvoor gecrediteerd te worden – 22 bij zijn dood. Holly stond zelfs pas redelijk laat in de schijnwerpers. De dag dat de muziek stierf refereert niet zozeer aan Holly als absolute leider, zo je wil groovetator van de muziekscene, maar aan het feit dat zijn dood eigenlijk de grootste van een serie genadeklappen was.

De losbandige jeugd baarde de fiftiesouders evenveel zorgen als ze nu doet, misschien wel meer. De muziek was hen een gruwel – een kakafonie van gitaargejengel geaccompagneerd door seksueel getinte lyrics. De censuurorganen waren destijds veel groter, het landelijke muziekaanbod in handen van slechts vijf grote platenlabels. In 1953 kwam daar Sun Records bij, waar al spoedig Elvis, Jerry Lee en vele anderen zouden starten. Doordat blanken de zwarte muziek speelden, mocht het gedraaid worden op radio en tv. Zwarten hadden destijds namelijk nog te maken met gelimiteerde uitzendtijden – op de meeste popradiostations slechts twee uur per week.

De maatschappelijke onrust nam met de jaren toe. Werden er in '54 al twee miljoen haatbrieven gestuurd na een tv-optreden van een heupwiegende Elvis, in '59 was het met de dood van Holly eigenlijk wel schluss. De tactiek was uiterst tekenend voor Amerika: de kleine labels werden tegengewerkt, dichtgegooid, opgekocht – na enkele jaren was de overmacht weer bíjna helemaal in handen van de Big Five, samen met het nieuwe Sun (dat begin jaren zestig ook werd overgekocht). De radiostations die de rock-meuk draaiden, werden aangepakt. DJ's werden een loer gedraaid en in showprocessen gedemoniseerd.

De mainstream-artiesten werden stuk voor stuk afgehandeld. Jerry Lee Lewis mocht niet meer gedraaid worden nadat hij met zijn 13-jarige achternichtje trouwde, Elvis werd het leger in gedwongen, Chuck Berry zat achter de tralies, Little Richard werd dominee. De oorspronkelijke, authentieke surge van rock-'n-roll was halverwege 1959 afgekapt. De artiesten die in hun plek kwamen, waren vanzelfsprekend 'goedgekeurd' door de Grote Platenbazen, en waren dan ook niet veel meer dan de eerste échte, landelijk gepromote popartiesten. De Twist is er een goed voorbeeld van, de Loco-Motion, al die andere dansjes op de achterkant van singles en die tientallen keurige meisjesgroepjes van de jaren zestig – alles tot in den treure gemarket, uitvergroot en grijsgedraaid, zoals het nu in de muziek heel gebruikelijk is.

Pas vier jaar na Holly's dood had de rock-'n-roll aan weerszijden van de Grote Plas een eenduidig antwoord op de censuur. De stijl evolueerde in de commerciële popmuziekjaren '59-'63 lustig door, maar had eenvoudigweg minder airplay. In Amerika kwam de doorbraak in de vorm van Brian Wilson en zijn Beach Boys, in Engeland waren het McCartney's Beatles.

Weer zouden de platenbazen hun macht verliezen, en ditmaal tot diep in de jaren zeventig. Inmiddels is de muziek opnieuw gestorven – vele keren, met Reeves, Elvis, Cobain, en zóveel andere legendes, en ook commercieel gezien zijn we meer bij af dan ooit tevoren – nu hebben een handvol bedrijven (Sony, GE, Disney, Time Warner, News Corp., Apple, Microsoft, Google, Viacom...) de macht in handen over 90 procent van niet alleen de Amerikaanse, maar de wereldwijde media. Zo werkt kapitalisme nu eenmaal – je houdt uiteindelijk een paar grote vissen over in de vijver. Ik ben benieuwd welke van de genoemde giganten het onderspit delft in de komende depressie, maar nieuws (en zeker slecht nieuws) verkoopt áltijd – we zullen zien.

Toch is er juist ook hoop door de invloed van breedbandinternet, torrents, mp3 en YouTube. Men begint weer – pakt de gitaar uit de kast en rockt ouders een complex aan. Zoals het hoort. Nog steeds zoeken ze platenlabels, maar nu for all the world to see. Vijftig jaar na Buddy Holly's dood is er weer hoop. Een hernieuwde periode van onvervalste muziek uit het hart breekt altijd aan waar een crisis borrelt – ik kan niet wachten, en luister me de afgelopen jaren weer stuk aan goeie, nieuwe rock-'n-roll. Een groter eerbetoon kan onze generatie Buddy niet bieden – hij kijkt metaforisch gesproken vast en zeker breed glimlachend op ons neer.


Don McLean - American Pie (Live)