Bloed, Kerst en Zwanen

Arno (Arnohari)

Helemaal voorin, net achter het hok van de machinist, heb ik een zitplaats gevonden. Een beetje weggezonken vraag ik me af wat er zou gebeuren als deze trein een aanrijding zou hebben. Zou ik wel veilig zitten? Natuurlijk. Nog geen minuut later hoor ik de trein toeteren. Seconde later een harde bonk. Meteen zit ik rechtop. Ik kijk uit het raam en zie iets wits voorbij schieten. Toch niet iemand voor de trein gesprongen? Iemand die geen eenzame Kerst wil en met één klap naar de eeuwige jachtvelden wil? Ik schrik echt. Zag ik net een mens, of een deel van een mens voorbij vliegen? Als de eerste medepassagiers hardop vragen wat dat geluid was, besef ik dat de trein nog doorrijdt. Dat wil zeggen, althans, dat hoop ik, dat er niet iemand voor de trein is gesprongen. Ik ga er maar vanuit dat als dit wel zo is, de machinist vol op de rem trapt, of aan de rem trekt, of wat-ie ook moet doen om zo’n gevaarte tot stilstand te krijgen. Even later stap ik uit. Met mij het treinpersoneel. ‘Wat was die knal?’, vraag ik. Wil ik het eigenlijk wel weten? Soms is het beter als je niet weet wat er aan de hand is. ‘Een zwaan’, antwoordt de machinist. Hij wijst naar de ruimte onder het voorraam. Brokjes vogel, veertjes en veel bloed hangen verspreid aan de voorkant. ‘Maar even eraf poetsen’. Een collectieve opluchting gaat over het perron, toch.

    Twee dagen later op het station.

Omroepbericht: ‘Dames en heren, door een aanrijding met een persoon rijden er geen treinen.’ Plus omreismogelijkheden. Het zou gebeurd zijn op het traject waar ik ook moet komen. Ik concludeer voorzichtig, maar ik vrees wel terecht, dat er iemand voor de trein gesprongen is. Geluk bij een ongeluk, mijn bus had vertraging, dus ik had een trein later. Als ik in de geplande trein zat, zag ik wellicht iets anders dan een zwaan de lucht in vliegen. Ik krijg er de rillingen van. De horror. Maar, ‘als’ telt niet en ik mag blij zijn dat ik geen getuige ben.

    Drie dagen daarna.

Op Internet even kijken of mijn trein gewoon rijdt. Er staat: ‘De stremmingen als gevolg van een aanrijding met een persoon zijn voorbij. Het treinverkeer wordt langzaam hervat.’ Nou wordt het eng. Bijna hardop zeg ik in mezelf de bekende clichés op. Ik vind het uiteraard maar asociale mensen, die gasten die er een eind aan maken door voor de trein te springen. Die mensen houden geen rekening met de machinist, die ineens een man of vrouw voor zicht ziet en niet op tijd kan remmen. En wat te denken van iedereen in de trein die hierdoor te laat op het werk komt? Of de schoonmaker die stukjes mensenbiefstuk moet gaan schrapen.

    Weer twee dagen later.

Op hetzelfde traject zoeven we zonder vertraging naar de Randstad. Achter mij begint een vrouw een zakelijke ruzie via de telefoon en ik kan me niet meer concentreren. Ach, in het krantje staat toch niets wat me nu boeit. Kredietcrisis. Uitgebreid interview met Geert Wilders. Deprimerende horoscoop. Deprimerende voetbalverslagen. Niet dat PSV gewonnen heeft van Feyenoord, maar dat Feyenoord verloren heeft van PSV. Alles op zo’n negatieve toon vandaag. Een tijdelijk opgelaaide discussie over abortus in het gedeelte met de ingezonden brieven. Hoge pieten die tussen Kerstpakket en Nieuwjaarsborrel duizend man personeel ontslaan en zichzelf daarom een bonus toekennen. Nog een keer Geert Wilders. En een stripje waar ik eerder tien minuten naar gestaard heb. Snap ik de grap niet of is-ie vandaag echt niet grappig. Ik tuur naar buiten. Op de ruit zitten opvallend veel spetters. Rode spetters! Bloed? Even werp ik een blik op de abortus-brieven. Nee, dat zou wel heel erg zijn. In de trein? Niet aan denken. Een scenario te eng voor een horrorfilm. Snel vergeten.

Hebben ze na de aanrijding van eergisteren de trein niet gepoetst? Ach, dat snap ik ook wel. Kom je als schoonmaker thuis, vraagt je partner: ‘En hoe was het op je werk vandaag?’ ‘Klote, ik heb voor de tweede keer deze week mensenslavinkjes mogen pulken.’ En dat vlak voor de Kerst. Mogelijk is er een treinschoonmaakmanager die hoopt dat regen en wind de viezigheid wel eraf halen, zodat zijn personeel nog wil gourmetten morgen. Ik denk dat de rode spetters van een vogeltje zijn. Desnoods een zwaan. Maar liever spetters uit een potje verf dat uit de rugtas van een scholier gevallen is, toevallig net bij de spoorwegovergang. Dat zal wel. Dat laatste. In de vakantie? Ja, in de vakantie.