Grote knallen

Laurens (Gramps)

Ik las een FOK!-column over schieten, een vroegere hobby van mij. Leuk werk, ik schoot klein kaliber geweer, KKG in het schuttersjargon. Ik ging altijd dinsdagavond eerst schieten en later een biertje happen en toepen, mes op tafel, om stuivers. Dat schieten was trouwens niet iets dat je zo maar effe deed, je moest het echt secuur in elkaar knopen om er iets van te maken. Je zat op een knie, met driehoekige harde kussentjes onder je wreef en achter je knie, zodat je stevig en stabiel zat. Het geweer hield je steeds zo precies mogelijk gericht, dus grendelen, schieten, ontgrendelen en herladen mochten alleen maar met zo weinig mogelijk afwijkingen worden uitgevoerd. Doossie met patronen vlakbij je laadhand, ademhaling reguleren, ieder schot precies zoals het vorige en het volgende, anders kwam je niet in de buurt van de vijftig punten per kaart. Ik geloof dat ik gemiddeld op een punt of 45 zat, niet al te beroerd dus. Als je na de schietbeurt opstond had je even een dood poot want je zithouding is nogal verkrampt, maar dat kan natuurlijk ook aan mijn niet al te soepele knokerij hebben gelegen. Nou ja, in de KKG-discipline had iedereen daar wel een beetje last van.

Het was hartstikke lollig om te doen, maar het was of de duvel ermee speelde, altijd was er wat op mijn schietavond waardoor ik niet kon. Dus dat werd uiteindelijk niks. Maar er was ander gedoe in de familie dat af en toe schieten nodig maakte.

 

 

Een paar ongetrouwde ooms van mij hadden een boerderij met achterin het weiland de gemeentelijke vuilnisbelt. Dat ging toen anders dan nu: je groef een gat van enkele honderden vierkante meters en daar werd de vuilnis in gekieperd. Een hele grote shovel met rupsbanden ragde over de berg heen totdat hij min of meer plat was. Later werd er dan een leeflaag van een halve meter aarde op aangebracht en ingezaaid met gras. Door steeds een aansluitend nieuw gat te graven was de belt beheersbaar van afmeting, maar uiteindelijk ettelijke hectaren groot. De eerste jaren na sluiting van de vuilnisbelt lag de verse grasmat een stuk boven het omringende weiland, maar inmiddels kun je niet meer zien hoe het er dertig jaar geleden uitzag.

 

 

De hele handel bevond zich een kilometer het weiland in, anders was je hele boerderij in de kortste keren vergeven van het ongedierte. Vooral ratten en meeuwen. En aan die ratten moest je geregeld wat doen. Gif was zinloos want ze hadden meer dan genoeg te eten. Ze moesten gewoon dood. En daar werd een sport van gemaakt. Langs de sloot om de belt heen was een aardwal en die was helemaal vergeven van de rattennesten. Iemand had een motorpomp bij zich met een spuitlans aan het eind van de slang. Die werd in een gang gestoken, zodat na een minuutje de familie rattus met wateroverlast te kampen kreeg. De hele club kwam dan achter elkaar een andere gang uitgerend. Buiten zagen ze dan een hele rij lieden staan, dus de weg naar de vuilnisbelt was effectief afgesloten. Dan maar de sloot in. En dan begon de pret, want die lieden hadden allemaal een dubbelloops jachtgeweer in de aanslag. Als de rat een stukje was weg gezwommen hoorde je een grote klap en wijlen was de rat. Als je mis schoot had je kortstondig een gat van een halve meter diep in het water. En natuurlijk gebeurde het ook dat iedereen op dezelfde rat schoot, allemaal mis.

Effect had het wel, de boerderij bleef vrij van ongedierte en iedereen had pret.

 

 

Later werd op dezelfde plek een kleiduivenbaan aangelegd. Gingen we op zaterdagmiddag schieten, gewoon met jachtgeweren. Dat is niet bepaald ideaal, want het schotbeeld verschilt nogal van skeet- of trapgeweren die speciaal voor kleiduiven zijn ontworpen. Die geweren geven op de gemiddelde afstand waarop je een kleiduif raakt een veel grotere spreiding dan een jachtgeweer. Raken is dan ook veel makkelijker. Met een jachtgeweer is de spreiding ongeveer zo groot als de kleiduif, dus je moest echt goed schieten. Maar goed, het was leuk, totdat een of andere idioot het nodig vond om de borrels niet na, maar voor het schieten te nuttigen. Toen was het gauw afgelopen.Je zag in die tijd niemand met gehoorbescherming en een jachtgeweer geeft echt een rotklap, zo vlakbij je oor. Een middagje schieten had als bij-effect dan ook altijd een irritant piepgeluid in je oren, en dat hield je wel een dag of wat.

 

 

O ja, een paar jaar geleden had een zoon van ons een Colt AR15, de enkelschots versie van de M16, de Amerikaanse tegenhanger van de AK47. Het kaliber is .223, zeg maar 5,6mm. Dat lijkt niet veel maar de klap tegen je schouder is harder dan van een jachtgeweer. Mensen, wat een energie. Op een gegeven moment bestelde zoonlief bij mij een stalen plaat van 20mm dik en dertig centimeter in het vierkant. Hij had ergens patronen van wolframcarbide opgeduikeld en volgens zeggen gingen die dwars door zo’n plaat staal heen. En dat op 50 meter afstand. Goed, de plaat werd in de kogelvanger op de schietbaan gezet en los ging het. Ik vond de plaat laatst terug in mijn garage. Een vergiet, maar alle kogels zaten vast in het staal. Ze waren er allemaal net doorheen gegaan zonder aan de andere kant van de plaat nog energie over te hebben. Dus met 15 of zelfs 18mm staal voor je neus ben je echt niet safe. Je moet het toch echt gezien hebben voordat je gelooft dat een kogel met de dikte van een potlood tot dit soort dingen in staat is. Ik zal binnenkort eens een foto maken van de staalplaat, net als de gevraagde foto van mijn hoofd, je weet wel, dat hele grote. Ja, met een meetbandje eromheen, zodat jullie allemaal kunnen zien dat ik niet overdreef.