Het buurthuis

Redactie
Column door bazbo

"Lekker dun, Jan!" roept de man vanuit zijn duwrolstoel.
"Potdomme, da’s wel een meter ernaast," moppert Jan. Hij legt zijn keu teleurgesteld op het biljart neer.
"Blijven oefenen."
"Jij hebt makkelijk praten vanaf de zijlijn," wordt Jan giftig. "Ik zie het jou niet doen."
"Vroeger kon ik goed biljarten. Nu niet meer."
"Dan moet je nu je mond dichthouden."
De beheerder komt tussenbeide. "Houden jullie het wel gezellig?"
"Niet mee bemoeien, Rosser," zegt Jan. "Dit kan ik heus zelf nog wel oplossen."
"Mooi. Dan ga ik even roken." Hij sloft weg.
"Het tocht! Doe die deur dicht!" roept de man in zijn rolstoel.
Rosser komt terug en sluit de deur. Even later zien we hem buiten voor het raam staan met een sigaret in zijn hand. Hier binnen op tafel ligt het handsfree telefoontoestel en staat zijn zoveelste koffie koud te worden.
De drie mannen rond het biljart gaan door met hun spel. Het commentaar van de man in de rolstoel blijft niet van de lucht.

Het buurthuis, het bestaat nog. Hier in het oosten van het land moet je ze even zoeken, maar als je goed kijkt, vind je ze nog steeds. Ik weet dat ze in de Randstad makkelijker te traceren zijn. Het buurthuis waarin ik mij bevind, is er nog een van de oude stempel. Ondanks dat het beheer is overgenomen door een grote plaatselijke welzijnsorganisatie, is dit gebouw één en al bedrijvigheid. Met dank aan het dagelijks bestuur van het buurthuis dat hier al jaren zit en de touwtjes stevig in handen heeft.
Vandaag is er een inburgeringscursus voor immigranten, in een lokaal iets verderop zitten de dames van de groep kantklossen, en in een apart deel van het gebouw is de buitenschoolse opvang en de peuterspeelzaal. Vanmiddag komen kinderen uit de buurt om te koken en jongens voor de houtclub. De biljartende mannen lijken bij het meubilair te horen.
En tenslotte is er het kleine groepje mensen met een lichamelijke handicap. Zij komen vanuit een activiteitencentrum hun dagbesteding hier doen om meer te integreren. Het kan de eerste stap zijn naar de ‘normale’ samenleving. De groep is divers. Er zit er één in een rolstoel. Twee anderen lopen met een kruk. Één meneer praat voortdurend en weet niet wanneer hij daarmee moet stoppen en een ander heeft afasie. Die kan zelfs helemaal niet praten. Hersenletsel kan bijzonder lastig zijn.
In het algemeen geldt: alle mensen die hier binnenkomen stralen uit dat ze hier graag zijn. Het buurthuis heeft nog altijd een zeer belangrijke sociale functie in de wijk.

Ik zit in de gezamenlijke ruimte en kijk naar de biljarters en de man in de rolstoel. Rosser komt weer binnen. De beheerder is een stevig gebouwde man van eind veertig. Ik kom hier vaker en vraag me wel eens af wat zijn precieze functie nu is. Het lijkt erop alsof hij de hele dag staat te roken of koffie zit te drinken en te kletsen met iedereen. Aan de andere kant: Rosser is schappelijk; hij doet nergens moeilijk over. Als je een kan koffie pakt, zet je een streepje op een lijstje en dat lijstje lever je na afloop bij hem in; dan krijg je later een rekeningetje. Alles op basis van goed vertrouwen. In overleg kan altijd alles. En hij weet een heleboel van de wijk en van de geschiedenis van het buurthuis, en hij praat daar graag over.

Het gesprek komt op vandalisme.
"Heeft dit buurthuis nou afgelopen Nieuwjaarsnacht veel last gehad van vandalisme?" vraag ik.
"Nee hoor," schudt de beheerder. Hij neemt nog een slok van zijn koffie. "Dat valt allemaal erg mee. Er zijn tegenwoordig wijken waar het veel erger is."
"Maar," zeg ik, "dit was dertig jaar geleden toch de ruige buurt van Apeldoorn?"
"Vroeger wel," zegt Rosser.
"Jij weet zoveel," begin ik voorzichtig. "Het lijkt wel of jij hier bent geboren en getogen."
"Dat ben ik ook."
"Nou, dan weet jij vast alles van die groepen jongeren die vroeger stennis schopten hier in de wijk."
"Alles is een groot woord. Laat ik het zo zeggen: ik stond niet altijd vooraan."
"Hehe," lach ik begrijpend. "Maar je was er wel bij."
"Ik heb het meegemaakt dat de gemeente de politie op ons afstuurde, terwijl er niets aan de hand was. Tuurlijk, we stonden met een man of dertig bij elkaar op het winkelcentrum. Beetje met brommers te rotzooien. Tja, en pas als de politie kwam, dan werd het altijd hommeles. Het duurde lange tijd voordat ze dat doorhadden. Als de politie er níét bij was, was er nooit iets aan de hand. Op een gegeven moment kwamen ze ook niet meer en toen gebeurde er óók niets meer."
Ineens vind ik de naam van de beheerder nogal grappig.

"Zeg Rosser, het is nu twaalf uur," zegt de man in de rolstoel.
"En wat wil je daarmee zeggen?" vraagt de beheerder.
"Dan is er toch altijd koffie?"
"Joh, ik zit net even. Die koffie loopt nog. Jij bent er wel één van de minuut, hè?"
"Niks minuut, maar ik heb zin in koffie."
"Momentje geduld nog, hoor."
"Da’s mooi," breekt Jan in. "Dan maken wij even deze pot biljart af. Doen we later mee met het rondje koffie." Jan mikt en stoot. Hij raakt de witte bal mooi en die vliegt naar de gele. Vandaar stuitert hij in de richting van de rode, raakt twee banden maar mist hem. "Ik ben niet in vorm," zegt Jan.
"Ik wilde net zeggen: hij kón er omheen," zegt de man in de rolstoel.
"En ik wil iets zeggen over de beste stuurlui," moppert Jan.

De deur naar de grote zaal gaat open. Allerlei dames komen naar buiten. De inburgeringscursus is afgelopen. Ik zie vrouwen met hoofddoeken en lange regenjassen, vrouwen met lang zwart haar en glimmende oorringen, vrouwen met veelkleurige kleding en kroeshaar dat in vlechtjes is geknoopt. Ze lopen door de gemeenschappelijke ruimte heen naar de uitgang.
"Goedemorgen, dames," groet Rosser.
De meeste vrouwen knikken beleefd. Een enkeling zegt: "Dag Rosser, alles goed?"
Rosser steekt zijn duim op.
Jan doet een stap opzij van het biljart om de dames door te laten. De man in de rolstoel bekijkt het tafereel met grote ogen.
Een prachtige jonge vrouw sluit de rij. Ze heeft een glimmend bruine huid en schitterend golvende zwarte haren. Ze is gekleed in het zwart. Een wijdvallende blouse en een rok tot over haar knieën. Aan haar voeten zitten laarzen met halfhoge hakken. Ik werp een blik in haar diepdonkerbruine ogen. Niet voor lang, want ze verlaat inmiddels de ruimte. Ze heeft de deur opengedaan en is verdwenen.
"Deur dicht, Turk!" roept de man in de rolstoel haar na.
Ik zucht en spreek de man aan op zijn woorden.
Lang leve de integratiegedachte. En lang leve het buurthuis.

Apeldoorn, maart 2008