Het leed, dat treinreis heet

Submit (Ingezonden)
Column door Misha...

Ah, mooi. Het is weer zover. Ik heb het natuurlijk over die druilerige vrijdagmiddag waarop alle studenten met al hun koffers vol naar bier riekende kleding en nog niet verdampte alcoholresten, collectief de trein instappen. Daar houdt het nog niet op. Nee, natuurlijk heeft ook het werkende gedeelte van onze samenleving besloten om op vrijdag om een uurtje of drie de computers uit te schakelen, de pennen neer te leggen, de koffertjes in te pakken en milieubewust richting de trein te lopen. Alsof dat nog niet erg genoeg is, moeten opa en oma, die een dagje Artis (al dan niet met een aandachtsbehoevende kleinzoonlief) erop hebben zitten met deze zelfde trein naar huis. Want stél je voor, dat de andijviestamppot pas om vijf over zes op de in delftsblauw gedekte tafel staat.

Na het bovenstaande goed in het achterhoofd te hebben gehouden, klinkt het waarschijnlijk niet al te onlogisch dat een mens in deze doffe ellende (die maarliefst twee en een half uur zal gaan moeten duren), iets nodig heeft om zich te amuseren. Dus gaat mijn o zo geliefde Ipodje aan. Daar heb je ze al. De zakenlui proberen me te overtreffen met een glimmende spiksplinternieuwe Apple, die tevoorschijn wordt getoverd uit een degelijke hoes, om vervolgens een filmpje te bekijken. Natuurlijk kan de gemiddelde 65-plus-pas-houder niet achterblijven en dus komt de mens-erger-je-niet reiseditie tevoorschijn (want dit gedeelte van de bevolking is principieel tegen de digitale revolutie en zal dit laten merken ook), onderwijl er met een scheve blik gekeken wordt naar de geluidsoverlast die ernstig dicht bij mijn oren lijkt te ontstaan. Omdat kleinzoonlief uiteraard helemáál geen irritante geluiden (kucherdekucherdekuch) produceert, besluit ik een goed mens te zijn en het volume van mijn mp3speler wat te dempen. Nét iets te tevreden concentreert oma zich weer op het spel.

“Welkom dames en heren, we naderen station Utrecht. Na een korte stop zal deze trein verder rijden naar Den Bosch, Eindhoven, Weert, Roermond en Sittard. In Sittard zal deze trein gesplitst worden en zal het voorste gedeelte verdergaan in de richting van Heerlen en het achterste treinstel in de richting van Maastricht” galmt het door het gebroken hart van Justin Timberlake heen (zie je nou wel granny? Mijn muziek staat helemaal niet te hard. Lekker puh.). Ik kijk eens naar buiten om te zien hoe lang ik nog als enige kan genieten van mijn 4-zits-constructie. Ah. Ik constateer een ware volksverhuizing op Utrecht Centraal. Zucht. Dan maar met mijn verlepte alcoholgezicht die weekendtas van een kilootje of 15 een por verkopen, in de hoop dat ie dan iets minder plek in beslag neemt.

Het schijnt dat ik de meesterlijke gave bezit om mensen die graag plaats willen nemen in de trein, met een blijkbaar ontzettend uitnodigende blik aan te kijken, precies op het moment dat ze smekend oogcontact met mij zoeken, met als doel een stoel te veroveren. Dit keer zijn het twee paar ogen. Nu ze het toch al op mij gemunt hebben, kan ik ze net zo goed een vriendelijke glimlach cadeau doen. Een tijdje later pak ik mijn boeken uit mijn tas, zodat ik iets heb om me in te verbergen, en omdat (hoewel naar buiten kijken natuurlijk stukken interessanter is) tentamens ook best belangrijk zijn. Ik voel een stel ogen prikken, maar ik heb geen zin om tevoorschijn te komen. Vervolgens hoor ik mijn zojuist ingestapte medereizigers iets mompelen in de trant van ‘interessant doen’, ‘arrogant zijn’ en een aantal andere eigenschappen die ik schijn te hebben. Blijkbaar zijn er geen andere redenen te bedenken als iemand niet reageert op je avances, dan dat die persoon in het bezit is van een onmogelijke portie arrogantie en ongezonde dosis narcisme. Als mijn twee medereizigers het even druk hebben met zichzelf ,besluit ik even te checken in het raam van de trein, of er misschien een reden is om mijn leerpoging te staken. O. Ja. Die is er zeker. Die kop op elf uur is alles behalve slecht. Maar ik besluit wederom een goed mens te zijn en de vermeende mensenkennis van meneer te bevestigen.

Nog even en ik mag eruit. Lekker enthousiast graai ik ter hoogte van station Eindhoven Beukenlaan mijn troep bij elkaar en strompel (elegant je bestemming bereiken in een rijdende trein is nou eenmaal een onmogelijke opgave) richting de deur. Klaarblijkelijk had deze, op zijn zachtst gezegd, oncharmante beweging toch een dusdanige impact. Een visitekaartje was het gevolg. Het slechte mens in me komt naar boven en ik schenk een glimlach aan de visitekaartjesdonateur (daar ga je dan, met je mensenkennis). Met een zucht van opluchting stap ik de frisse winterzon in. Weg van alle stinkende studenten, klagende opa’s, kijk-mij-eens-yuppies en gladjanussen. Ironisch genoeg klinkt na het forwarden van mijn Ipod, die op shuffle staat, het terroriserende geluid van September door mijn hoofd. Hoewel mijn ego gestreeld is, hoort mijn oor het (vrij vertaalde) zinnetje “Je ziet me echt nooit meer terug” gezongen door een overtuigende stem die waarschijnlijk afkomstig is van een wulps blond zangeresje. En zo is het maar net.