De waanzin van het anti-roken

Bert (superworm)
Eerder gepubliceerd in de schoolkrant van mijn vroegere middelbare school, oktober 2004, nadat mijn lerares Nederlands het instuurde. Ik schreef het begin vierde klas als betoog: 1000-1250 woorden, onderwerp "schoolgerelateerd".* Ik was vijftien en rookte destijds niet.

Vroegâh, toen de lucht nog schoon was, en seks vies, en alles kon, mocht je roken in openbare gebouwen. Je mocht bijvoorbeeld roken in een restaurant. Of in een school. Lekker een sigaretje in de pauze in de aula, heerlijk een sjekkie draaien en kletsen met je maten. Zo ging dat, vroegâh. Iedereen rookte. Nou ja, iedereen, iedereen, zo'n 80 procent van de leerlingen. Iedereen rookte, totdat bleek dat het slecht voor je was.

Je kreeg volksvijandige linkse anti-rookbewegingen, je kreeg anti-rookwetten, je kreeg als roker in toenemende mate last van mensen die hun neus ophaalden en met “Bah, wat vies” de doodsteek gaven aan welke willekeurige kennismaking die al dan niet had kunnen plaatsvinden. In een steeds harder hollend tempo stopte elke Jan met de pet met roken. Vanaf 1994 stond er indirect “Bah, wat vies” op de pakjes. Vanaf 2002 wordt er geen reclame meer gemaakt door sigarettenfabrikanten, terwijl spotjes voor sterke drank vrolijk tussen Sesamstraat en het jeugdjournaal worden uitgezonden, maar dat terzijde.

En met de veranderende wetgeving en het toenemen van het algehele “Bah, wat vies”-gehalte moest onze school ook verandering brengen in haar rookbeleid. Steeds minder leraren rookten; ach, ga gerust in een schimmig hokje naast de lerarenkamer zitten. Doen we niet moeilijk over, vrijheid blijheid. Minder leerlingen rookten: in de aula mocht niet meer gerookt worden. Dat daar iets voor te zeggen valt vanwege het toenemende gehalte van “Bah, wat vies”-pietlutten moet op de koop toegenomen worden.

Het gevolg van deze drastische maatregelen was dat veel leerlingen dan maar op het plein bivakkeerden in de pauze. Maar nee, daar is het plein niet voor, voor erop staan in de pauze. Ben je gek. Op het plein pauze houden, het idee alleen al. En dan ook nog met een sigaretje in je hand: sla jij het vagevuur maar over, jongeman. Rillingen over mijn rug. Echt waar. Nou ja, niet waar, maar wel over die van de schoolleiding.

Blijkbaar was het niet genoeg om rokers het gebouw uit te schoppen. De toenmalige directeur, lerarenraad, of wie er ook verantwoordelijk was, moet in zijn handen wrijvend en smadelijk lachend naar de rokers op het plein hebben staan staren. Hij moet hebben zitten peinzen wat hij nog meer zou kunnen doen om die uit hun mond riekende leerlingen nog verder te verbannen. Uit het gebouw... uit de lerarenkamer... en “knip” deden zijn vingers. “Ik ga ze niet tolereren op het plein! Wat een goed idee! Ze roken maar buiten het hek!” moet hij gedacht hebben. Hij moet huppelend door de gangen hebben gerend van zijn eigen genialiteit, zijn geslepen geest, zijn doortraptheid. “Wat een listig plan. Ik ga het meteen in het weekblaadje zetten.”

Van het een kwam het ander. Hij was net zijn stukje aan het typen, met een bobbel in zijn broek van blijdschap, toen een andere leraar hem erop moet hebben gewezen dat de leerlingen bij het uitvoeren van zijn sluwe plannetjes waarschijnlijk uit protest lessen zouden gaan verzuimen, wellicht ruitjes in zouden gooien uit onvrede, of dat het een open deur zou zijn om eindelijk eens een stel leraren te gijzelen.
En wat deed deze evil sidekick, deze Göring, deze Eichmann, wat deed hij: hij stelde het idee van een rokershok voor. Wat een perfecte balans tussen leerlingenonvrede en deportatie!

“Een rokershok! Het liefst tussen de toiletten en de afvalbakken, zodat ze zich al schuldig voelen als ze er alleen al naar kijken! Een lelijke oncomfortabele bouwval moet het worden!” De bobbel in de broek van de GroenLinkser in kwestie groeide zo mogelijk nog meer, en het rokershok kwam er. Op een afgelegen plek waar alleen conciërges uitzicht op hebben als ze toevallig in het hok komen waar de koelkast staat werd een muf uitziende, staalgrijze constructie neergezet. Met open wanden, kan het lekker doorwaaien. Met een paar bankjes die door zwervers hooghartig waren afgewezen, met één enkele prullenbak die al bij het neerzetten brandvlekken had, en rechtstreeks door de falende Hollandse blauwhelmen uit Joegoslavië meegenomen lijkt te zijn.

Ja, ongezellig is het er. En hoe. 's Zomers branden de zwarte achterwanden en het gammele dak in de zon en is het er ondraaglijk heet, in de herfst slaan de ijzig koude slagwinden je om de oren door de trechtervorm van de gebouwen om het hok heen, en 's winters lukt het aansteken van een sigaret niet eens meer omdat de natte sneeuw naar binnen stormt, nog afgezien van het dreigen van het instorten van het al eerder genoemde gammele dak vanwege de decimeters opgehoopte sneeuw. Het hok straalt een permanente norsheid uit, een altijd aanwezige dreiging. Eén ding is zeker; het sluwe plan van de toenmalige anti-rookheld is gerealiseerd.

Moeten we blij zijn met deze maatregelen? Neen. Niet alleen belemmert het rokers in hun vrijheid, het verbant hen naar afgelegen hoekjes van de school, naar uitgangen met ondergerochelde stoep, ja, zelfs naar de gevaarlijke getto's die onze school omringen, alwaar de rokers zich gedwongen blootstellen aan criminele getectyleerde rijksbewoners, luie bijstandsmoeders en norse politieagenten. Dit werkt niet in het voordeel van de anti-rokers, zoals misschien lijkt. De rokers kopen wiet van de in de buurt lopende drugsdealers, gaan langzaam over tot vandalisme, en zakken weg in algehele verpaupering. Ze krijgen een hekel aan niet-rokers, beschimpen die, klitten samen in rookgroepjes en weigeren contact met de rest van de wereld. Wie zijn de dupe? De rokers, de maatschappij, de GGD, de anti-rokers.

De oplossing ligt voor de hand. Onze rokende medemens moet zich al in de donkerste hoekjes van een restaurant wurmen om een sigaret op te kunnen steken, stiekem in de wc van zijn werkplek een saffie wegpaffen en de kwade “Wat doet u mijn kinderen aan, bandiet!”-blikken van bijstandsmoeders die met hun kroost over straat marcheren doorstaan. De maatschappij geeft de rokers geen kans meer. Ze worden tegenwoordig zelfs geweigerd bij sollicitatiegesprekken. Het moet niet gekker worden. Doembeelden van goederentreinen, razzia's en achterhuizen lijken vergezocht, maar zijn door genoeg draaideurfascisten in de regering te realiseren, en staan minder ver van ons bed dan we vaak denken. In een tijd waarin een columniste in een landelijk dagblad rokers adresseert met de woorden “Krijg toch godverdomme allemaal de kanker” en daarvoor roem en lofprijzing over zich heen haalt, moet simpelweg niets meer worden uitgesloten.

Rokers mogen dan wel niet meer ín school roken, wettelijk bepaald door meneer Hansworst Hoogevorst, maar het plein is van de leerlingen. En een kwart van de leerlingen rookt. Is het dan niet slechts een kwestie van eerlijkheid dat zij een kwart van het plein in beslag mogen nemen? Mogen zij, hoewel uitgefloten en nagekeken, gemarkeerd door hun onzichtbare davidsster van sigarettengeur, niet gewoon op het plein staan en er eentje opsteken? Moeten zij zich verbannen voelen, in de steek gelaten, koud en eenzaam in een maatschappelijke dispositie raken? Nee natuurlijk. Liberté, egalité, fraternité was de spreuk van het land van de onbegrensde mogelijkheden en de onbegrensde tabaksaccijnzen dat ons tweehonderd jaar geleden veroverde, en zo hoort het te zijn. Maar is het zo? In gelijke gevallen gelijk behandeld, mijn kont. Anti-rokers? Fascistische vaandelzwaaiers, dat zijn het.

* "Leuk stuk, maar probeer op de schriftelijke toets wat serieuzer te zijn. 7."



FOK!columnisten schrijven op vaste dagen volgens volgend schema:
zo: SunChaserDanny ma: superwormSubmit di: tijlGramps/MarkVerver wo: Arnohari/kassameisjebinsmeister do: bazboSubmit vr: DriekOplopersdrulovic/petertjeprik za: FrancescaSubmit