Want samen is niet alleen

Redactie
Column door D1

Allereerst wil ik mijn lezers, als die er al zijn, bij voorbaat mijn excuses aanbieden voor de ongetwijfeld povere manier waarop deze column is verwoord. Mede op aanvraag van Probeer heb ik besloten dit te schrijven als reactie op Fascisme na 9-11, met als strekking dat er een luider tegengeluid moet komen vanuit de Marokkaanse gemeenschap.

Moe na een harde dag werken kan Najim eindelijk de deur achter zich dichttrekken en zijn vrouw en kinderen zoenen. Vanuit de eetkamer komt de geur van een grote schaal couscous hem tegemoet drijven, wat hem herinnert aan hoeveel trek hij heeft. Ze gaan aan tafel. Zijn zoontje wil hem enthousiast vertellen over wat hij heeft meegemaakt op de kindercrèche, maar zijn moeder spreekt hem vermanend toe. “Ssshht Abdul, pappa moet dooreten, hij moet zo meteen gelijk weer weg.” Niet-begrijpend zwijgt het knulletje, en Najim werkt snel de laatste lepel couscous naar binnen. Hij geeft beide een snelle kus, en gaat op pad.

Ze ontmoeten elkaar bij Mohammed thuis. Ze zijn dan met hun achten. Tegenwoordig gaan ze er gezamenlijk op uit. Eerdere initiatieven strandden steevast met de opmerking "We begrijpen je wel Najim, maar jij bent anders, jij bent niet zoals zij." Nee, dat zal ze niet meer gebeuren. Snel worden de shirtjes over hun overhemden aangetrokken, want zonder hetzelfde te dragen ben je toch geen echte groep. Na snelle tactische bespreking, waar de ervaringen van gister worden doorgenomen, kunnen ze op pad.

Ze slaan de hoek om en bij de eerste deur wordt aangebeld. Een oud vrouwtje doet open en kijkt half verbaasd en half angstig naar het gezelschap wat voor haar stoepje staat. "Mevrouw, wij willen vanuit de Marokkaanse gemeenschap uiten dat ook wij het verschrikkelijk vinden dat er Marokkaanse jongeren zijn die zich inlaten met criminele activiteiten. Daarnaast willen wij u graag informeren dat wij geschokt en verafschuwt zijn dat islamitische terroristen onschuldige mensen het leven ontnemen. Wij zijn het hier niet mee eens." Enigszins verbouwereerd kijkt het arme vrouwtje naar de stoet mannen voor haar deur. Zachtjes stamelt ze "Ehh ja, bedankt." Als ze de deur sluit slaken de mannen een zucht van opluchting. Na een korte blik op het horloge besluiten ze dat ze die avond tenminste nog de halve wijk kunnen afwerken.

Eerdere initiatieven als het inzenden van verontwaardigde stukken in de landelijke nieuwsbladen hadden niet het benodigde effect. Buiten het feit dat maar enkele geplaatst werden, bleek dat de "kutmarokkanen", voordat ze op hun dagelijkse strooptocht uit trokken, niet nog even dagelijks het NRC te lezen.

Moe, verkleumd en met een schorre keel loopt Najim op huis aan. Nog voordat hij zijn straat heeft bereikt ziet hij vanuit zijn ooghoeken drie donkere figuren op hem aflopen. Een ongeschoren kop getooid met vettige krulletjes komt dicht bij de zijne. "Vieze verrader, vieze kaasslaaf, dacht je dat we jou niet zouden pakken?" De slissende woorden worden uitgespuugd, en de zoetweëe walm van alcohol en hash doet hem bijna kokhalzen. Dan dalen de slagen, met een uiterste krachtsinspanning slaagt hij erin zich te ontzetten en weet hij thuis te komen.

Hevig ontdaan belt hij de politie, waar een ongeïnteresseerde agent hem kortbondig te woord staat.
"Tsja meneer, u kunt natuurlijk morgen op het bureau langskomen om een afspraak te maken voor uw aangifte. Maar om eerlijk te zijn, zonder bewijzen kunnen wij niets doen. Het spijt ons, wij hebben op dit moment andere prioriteiten. Trouwens, morgen staan ze toch weer op straat, en dan weten ze wie u bent."

Ontdaan laat hij zich op de bank zakken. Mishandeld door zijn medelanders, met de nek aangekeken door Nederlanders, en toch nog steeds medeschuldig...