Jasmijn en gember

Redactie
Column door heavybas

Het is tien uur 's avonds en het avondleven in de metropool komt op gang. De schemer maakt plaats voor helder verlichte reclames voor de nieuwste mobiele telefoons, merkkleding en gezondheidsproducten. Liggend op het bed in de 4-sterren hotelkamer overdenk ik de afgelopen week. Een zakelijk succes, dat is zeker. Mijn werkgever zal blij zijn met het exclusieve contract dat ik met die nieuwe leverancier heb afgesloten. De afgelopen jaren is de markt in Azië veranderd. Aziaten hebben belang bij een goede samenwerking met Europa. Aldus voltrekt zich het spel van prijs noemen, prijs weigeren, onderhandelen, water bij de wijn doen en beiden zonder gezichtsverlies een goede deal sluiten. Toch heb ik me zelden zo leeg gevoeld.

Deze stad is, voor Aziatische begrippen, brandschoon. Wanneer je de weg kwijt raakt is er altijd wel iemand bereid je te helpen. Je kunt er in het midden van de nacht veilig over straat. Iedereen, jong en oud werkt, vaak tot de late uurtjes. Deze stad is een goed geoliede machine. Het is echter als westerling schier onmogelijk om contact te leggen. Een receptioniste of een ober, vaak toch de eerste aanspreekpunten in het buitenland zijn weinig mededeelzaam. Niet onvriendelijk, maar bijzonder gereserveerd. Datzelfde geldt voor de rest van de bevolking. Behalve voor de allerkleinsten; die vinden zo'n grote kale westerling wel erg boeiend. Als ze kijken of lachen worden ze door moeder stevig tot de orde geroepen. Op straat word je met de nek aangekeken. Ik schud de sombere gedachten van me af en besluit vanavond te gaan stappen.

Een half uur later sta ik beneden. Fris geschoren, gekleed in een legerbroek en een zwart T-shirt. Hugo Boss en blauwe Nikes. Je moet je toch enigszins aanpassen aan de plaatselijke voorliefde voor belachelijk dure merkkleding. Binnen tien kilometer is hier geen fatsoenlijke kroeg te bekennen. Dan maar naar de film. De bios is twee blokken van hier, en dat is lopend goed te doen. Door een klein misverstand beland ik in de verkeerde zaal. Wel Pirates of the Caribean, maar in een vreemde taal nagesynchroniseerd en ondertiteld in het Engels. Ik ben laat dus ik plof haastig neer op de mij aangewezen stoel. Per direct treed er een soort krachtveld in werking. De stoelen naast, voor en achter mij zijn opeens leeg. Wat gemompelde verontschuldigingen en ik zit alleen. Na drie uur Jack Sparrow en Will Turner op z'n Aziatisch is het tijd om de bioscoop te verlaten. Ik loop met mijn ziel onder mijn arm door de lege straten richting het hotel. Ik begrijp nu wat Micheal Jackson bedoelde met "Stanger in Moscow". Nog een laatste hoek en ik ben bij de entree.

Op dat moment hoor ik: "Sir, sir! Wanna come in?" Ik draai me om, toch wel enigszins op mijn hoede. Voor mij staat een Chinese heer die een soort van 24/7-winkeltje draait naast het hotel. De afgelopen week heb ik wat inkopen bij hem gedaan. De eerste keer omdat ik iets nodig had, de andere keren omdat ik medelijden had met hem. Hij mist een oog en drie vingers. Bovendien is hij Chinees, wat in deze contreien als het meest verderfelijke soort mens geldt, maar hij spreekt een paar woorden Engels en is bijzonder vasthoudend met het werven van klanten. Hij wil me waarschijnlijk wat verkopen. Ik rammel wat met het muntgeld in mijn broekzak en besluit met hem mee te gaan. Hij loopt door zijn winkeltje naar een achterkamer waar nog twee oudere heren en een klein jongetje zitten. Ook Chinees. De oude heren zijn lichamelijk incompleet, net als mijn gastheer. Het jongetje is niet helemaal Chinees en maakt een pienter indruk. Na wat gebabbel onderling krijg ik een stoel aangeboden en een fles bier. Wanneer ik geld aanbied wordt dit weggewuifd. Ineens ben ik te gast in de plaatselijke Chinese bejaardensoos. Op tafel ligt een stapel ivoorkleurige stenen; een mahjongspel. Het is de bedoeling dat iedereen meespeelt. Tegen de tijd dat ik het spelletje door heb staan er een aardig regiment bierflesjes op de rand van de tafel. Op het moment dat we luidruchtig enkele levenswijsheden aan het uitwisselen zijn zwaait er aan de andere kant van de kamer een deur open.

Ik ruik de subtiele geur van jasmijn en gember. Uit het donker stapt een mooie jonge vrouw, gekleed in een spijkerbroek en bloesje. Ze heeft een stapel boeken onder haar arm. Een blik op mij is voldoende om te ontsteken in grote woede tegen de wereld en tegen mijn gastheer in het bijzonder. De toon, het tempo en de intensiteit zijn voldoende om mij in een rap tempo te ontnuchteren. Na de oude man duidelijk gemaakt te hebben hoe ze over hem denkt vraagt ze: "Did you give him any money?" Na een ontkennend antwoord gaat ze verder in discussie met de oude baas. Ze is nu wat minder gespannen, maar nog steeds geagiteerd. Na een fel antwoord van haar richt ze zich weer tot mij. Wie ik ben? Wat ik kom doen? Of ik een gaatje in mijn hoofd heb om zomaar binnen te stappen? En of ik maar per direct wil opzouten.

Verbouwereerd maak ik aanstalten om te vertrekken. Maar het kereltje dat inmiddels op de stoel naast mij in slaap was gevallen is het duidelijk niet met de situatie eens. Het mannetje maakt zich flink druk en opeens breekt haar weerstand. Ze gaat op de stoel naast mij zitten en neemt een flinke slok uit de dichtstbijzijnde fles bier. Ze kijkt naar de oudere heren, naar haar zoontje en naar mij. En ze schiet in de lach. Haar hele gezicht straalt van plezier. Als vanzelf raken wij aan de praat. Zij studeert klassieke archeologie. Ze woont bij haar opa, samen met haar kleine broertje. Haar opa schijnt nogal een boef te zijn en goed in het kaalplukken van toeristen. Zij is half Amerikaans en half Chinees. Haar ouders werken en wonen in de VS. Inmiddels is de kamer leeg, op ons twee na. We praten over geschiedenis, over uitgaan en over het land waarin we allebei als vreemdelingen vertoeven. Over de vreemde gebruiken, de gefermenteerde kool en de gebakken hond. Over het verlangen ergens anders te zijn. Wanneer ze mijn hand pakt voelt het als een verbondenheid die ras, afstand en verschillen overbrugt. Zij raakt mij in het diepst van mijn ziel. Ze is een prachtige jonge vrouw en een echte zielsverwant. Op het punt dat ons samenzijn intiem gaat worden - ...

- Gaat de telefoon. Een berichtje van het hotel; ik moet binnen een uur uitchecken en op de luchthaven zijn, anders mis ik mijn vlucht. Ineens is het voorbij. Ze is weer gereserveerd, en doet mij uitgeleide naar de deur. Een vluchtige kus op de wang en de deur gaat dicht. Pas in het vliegtuig krijg ik de gelegenheid om over het gebeuren na te denken. Ik heb geen adres, geen naam, geen telefoonnummer. Het is beter zo. Het leven in Holland gaat door. Er moet geld verdient worden, huis en rekeningen betaalt worden. En toch, wanneer ik de geur van jasmijn en gember ruik verlang ik terug naar die stad.

Seoel, juli 2007