Ober, mag ik de rekening?

Tamara (Shitonya)
Een leeg bord staat hier voor mijn neus. Alhoewel, leeg? Niet helemaal. Hier en daar liggen nog enige rijstkorrels en stukjes prei en ei. Het ziet eruit alsof hier iemand erg heeft genoten van haar avondmaal. Chinees eten, wie kan daar nou niet van genieten…
Rekeningen moeten betalen, erachter gekomen dat van die tweeduizend euro nu nog maar twee honderd euro overgebleven is. Verkouden en niet zo’n beetje ook. Al de hele dag, niezen, snuiven, jeukende ogen oftewel hooikoorts met een vleugje huisstofmijt. En toen begon de bal weer te rollen…geen opleiding afgerond in bijna twintig jaar, amper vrienden, geen hobby’s, de verveling, het gebrek aan geld, niet op vakantie kunnen gaan, geen school, geen werk. Nog steeds geen geld ontvangen van mijn gemeente. Een vooruitzicht in een eetstoornis kliniek een half jaar lang. Moeten eten en binnen houden, dagelijks therapie.

Donder en bliksemslag knetterde als een wervelstorm door mijn hoofd en ik viel in de armen van de wanhoop, depressie of hoe je het beestje ook wilt noemen. Allerlei gedachtes spookten in mijn hoofd en vroegen zich af hoe ze met alle frustratie moesten omgaan. Ik had ook nog eens honger en toevallig wat zakgeld in de hand en daar ging het fout. De wanhoop greep naar het geld en het feit dat ik boulimia heb en trok me zo mee naar de dichtstbijzijnde bakker, snackbar en vervolgens de Chinees. Van tevoren zit zo’n planning al in je hoofd, dus het enige wat nog gedaan moest worden was fietsen en betalen.

En de mensen blijven nog zo vriendelijk met “goeie dag mevrouw wat kan ik voor u doen? Was dat alles? Dat is dan zoveel euro en zoveel euro cent. Dank u wel. Eet smakelijk en tot ziens”. Ze zijn zich er onbewust van dat hun kostelijk voedsel in de wc terecht komt door middel van een vraatzuchtig monster. Smakelijk eten is het normaal gesproken, maar ik gebruik het als martelwerktuig om mijn boulimia te voeden. “Tot ziens”. Ja, ik weet vrij zeker dat ik er weer eens terug kom als ik weer zo’n aanval heb, dus zei ik eerlijk terug “tot ziens”. Elke hopend dat dit de laatste keer was.

Snel fietsen naar huis. Paniek in mijn hoofd, stres, spanning. In mijn hoofd zag ik het hele drama weer gebeuren zoals het altijd ging. Maar zo’n beeld houd je niet meer tegen als je al zo lang een eetstoornis hebt. Lichamelijke klachten? Voor mijn gevoel is dat totaal niet meer belangrijk, terwijl ik donders goed besef dat mijn lichaam dit niet veel langer meer trekt als het vaker zou gebeuren. Ik ken alle lichamelijke gevolgen, maar ze hebben me nooit of te nimmer kunnen weerhouden van braken. Logisch ook, elk ander mens met zo’n lage eigenwaarde en geen respect meer voor haar gezondheid, zou op die manier reageren.

Terug naar het verhaal. “heb je iets bij Blokker gekocht” vroeg mijn moeder. Nee, ik ben sinds mijn eetstoornis tijdperk wel wat slimmer geworden. Geld geplanned, bestemmingen die ik af moest gaan geplanned, manier van werken ook volledig uitgewerkt. Een omhulsel van de Chinees of bakker of snackbar zou natuurlijk onmiddellijk worden herkend, dus had ik een Blokker plastic tas meegenomen en alles daarin gepropt. Perfecte camouflage al zeg ik het zelf. Meteen een sprint getrokken naar boven om het commentaar van m’n vader te ontwijken.

Denken was er allang niet meer bij. Op zo’n moment bevind je je in een donkere waas, alleen nog plek voor je mond en het voedsel voor je. Niets is verder meer belangrijk. Alles wat tegen je wordt gezegd gaat het ene oor in en het andere weer uit. Niemand kan je tegenhouden, omdat het voor degene namelijk zijn dood ten gevolge zou hebben. Logisch verstand is uitgeschakeld en je maag bereidt zich alvast voor op de klappen die gaan komen. Je rent nog even op en neer om een pak melk te halen en als zoef de haas huppel je weer naar de schuilplaats waar niemand last van je heeft. Want zo beschouw je jezelf: als een last.

Je zult het vast en zeker weer hebben opgemerkt dat ik weer in het “je” perspectief begin te schrijven. Gebeurt constant met dit soort zaken. Komt natuurlijk omdat het makkelijker schrijven is alsof je over iemand anders schrijft dan jezelf. Minder confronterend, minder persoonlijk, minder moeilijk.
Ik had al een milk shake en een cola op, dus drinken was niet de begin fase zoals normaal gesproken wel het geval is. Allereerst al het gebak van de bakker. Ken je de uitdrukking “hap-slik en weg?” Zoiets als de Mac Drive, maar dan nog net iets sneller. Alsof ik in geen jaren meer had gegeten, schrokte ik alles naar binnen, amper slikken, nauwelijks smaak.

Alsof je je eigen handen niet zelf meer bestuurt zie je ze steeds sneller en sneller voedsel naar je mond brengen en automatisch doe je je mond open en geef je jezelf over aan de kracht van een eetstoornis wat gegroeid is als een slechte gewoonte zoals roken. Een verschil daartussen is dat je van een eetstoornis niet zo snel afkomt als van roken. Het zou een stuk makkelijker geweest zijn al zouden er boulimia plijsters bestaan zoals met nicotine. Een eetstoornis kan je levensstijl/wijze zijn, roken blijft enkel een smerige, ongezonde gewoonte. Rokers hebben geen respect voor hun longen, mensen met een eetstoornis niet voor hun gezondheid.

Na het gebak begon ik me al erg misselijk te voelen. Maar ja, misselijkheid is voor iemand met boulimia maar een bijzaak waar wel mee te leven valt op dat moment. Zoals ik eerder zei, tijdens een vreetaanval denk je niet helder meer na. Alsof je tijdelijk dronken bent. Dronken, terwijl voedsel je drank is. En je moet blijven drinken. Drinken terwijl je al dronken bent. Maar ja, geef eens toe: heb je er ooit wel eens bij stil gestaan terwijl je dronken was om te stoppen met drinken omdat het misschien schadelijk zou kunnen zijn voor je nieren?

Dus het vreten gaat door. En ja, ik noem het niet zomaar vreten. Eten doe je namelijk in normaal tempo wat een klein half uurtje in beslag neemt met hier en daar een conversatie tussen door. Iemand die vreet, eet in razend snel tempo, die amper meer smaak kan proeven. Een vreetbui kan verschillen tussen een kwartier of een uur. Hangt per mens, per situatie af. Bij mij is een “echte” vreetbui meestal een uur en dit hou ik dan ook stipt bij op de klok. Dat is dan ook één van de redenen waarom ik doorvreet terwijl ik misselijk ben: het uur is nog niet om.

En iets wat er voor mijn neus ligt moet helemaal op of helemaal leeg. Een zak chips, patat, nasi, gebak of weet ik veel. “Moeten”, wat klinkt dat toch voor een onzin als ik het realistisch bekijk. Ja nu komt mijn logische verstand weer tot leven. Net zoals politie heeft mijn verstand ook de slechte gewoonte te laat te komen. Wederom terug naar het verhaal.
Een glas melk in één adem leeg drinken en weer verder. Mijn handen grijpen naar alles wat eetbaar is, alles wat in een maag past. Gewoon of met proppen. Enorm proppen. Als ik vol zit, of zelfs voller dan vol ( kan dat? Ja, helaas wel ) weer een glas melk zodat ik weer wat ruimte extra heb.

Het voedsel komt tot mijn keel, ik voel al lucht van braaksel terwijl ik nog niet eens boven de wc hang. Ik wil stoppen, maar het kan niet, het lukt niet, ik “wil” niet, terwijl het wel zo is. Tweestrijd met mezelf. Een tijdelijk gespleten persoonlijkheid waarvan één persoon altijd de winnaar is: degene met boulimia en niet de gezonde persoon. Ik hoor weer woorden “stop dan als je misselijk bent”. Als dat eens zou kunnen, dan zou ik genezen zijn. Ik heb geen andere keus. Als ik moest stoppen als ik misselijk werd, had ik al drie kwartier geleden moeten stoppen.
Het kauwen gaat steeds trager en trager. Ik krijg amper meer wat naar binnen. Mijn maag verweert zich, staat op het punt van exploderen. Het kan zich uitrekken, maar op een bepaald moment is hij tot zijn grenzen gekomen. Op dat cruciale moment, en na dat uur is de tijd eindelijk aangebroken. Maar dan ben ik nog lang niet verlost. Eigenlijk begint daar pas alle ellende. Deel twee van de horror serie die niemand wil missen, of liever wel?
Ik pak mijn tandenborstel, elastiekje en mijn lichaam op van de grond en sleep hem met alle kracht die ik nog bezit mee naar de gaskamer, klaar om de kraan van mijn keelgat open te gooien.

Paniek, stres, spanning, misselijkheid, ik weet inmiddels al langer dan vandaag hoe de executie in werking gaat. Ik vogel vlug een paardenstaart in mijn haar om te voorkomen dat stukjes niet verteerd voedsel eraan blijft hangen, maak mijn toverstaf een beetje nat om de pijn te minderen en zak weer door mijn knieën als buiging voor God boula ( afgeleid van you know what ). Een minuut verstrijkt. Maar dan is het gevecht tussen gezonde en ongezonde verstand weer voorbij. Het tweede wint immers altijd de strijd, een oneerlijk gevecht als je al in de tweede ronde zit.

Ik voel de staf in mijn handpalm en breng hem naar mijn mond, ik gooi die vervolgens open en als een zaklantaarn sluip ik steeds dieper in de grot der verderf en hellevuur die straks gaat branden. Dieper en dieper, alsof ik een lul van drie meter in mijn keelholte voel wurmen. Ik wil het niet, maar het gebeurt toch. Alsof ik van een afstand sta te kijken. Maar zo groot is de afstand niet. Ik bedoel, 20/30 cm van de wc af, dat is niet ver te noemen. Ik zie mijn spiegelbeeld in het wc water afgebeeld en wil het niet geloven. Dat ben ik niet, zo kan het niet zijn, ik droom. Of eerder een nachtmerrie waar ik niet meer uit kan komen.

Ik ga wat op en neer met de toverstaf en voel mezelf kokhalzen. Daarna voel ik het braaksel als levende maden door mijn keel heen glibberen en komt het met een plons in de wc terecht, een plons in mijn gezicht. Een deuk in mijn eigenwaarde. Ik voel me nu al smerig en walgelijk, laat staan als ik over een kwartiertje eindelijk opsta en weer de wc uitloop. Ik zie na een tijdje de wc vol met allerlei afzichtelijke vormen, grondwurmen die elkaar de nek omdraaien, zo lijkt het. Ik herken nog precies alles wat ik gegeten heb. Dezelfde volgorde maar dan omgekeerd. Kon ik mijn leven ook maar omkeren, als baby kende je tenminste nog geen problemen.

De poort van de hel ging ook weer open, mijn keel stond in vuur en vlam en het maagzuur sloeg wild om zich heen en benam me mijn zuurstof. Mijn hartslag versnelde zicht, mijn ademhaling haperde. Af en toe een zacht gehoest van smerige stukjes voedsel die niet zo makkelijk als de rest naar buiten kwam. Een warm gevoel die zich over mijn wangen verspreidde en realiseerde me dat het tranen waren die tevergeefs ook een poging waagden te ontsnappen van dit afschuwelijke tafereel dat voor hen ook al zo bekend was geworden.

Weer een hap naar adem en weer verder, nog sneller op en neer, op en neer, op en neer, “blurgh”, op en neer, op en neer, op en neer, “blurgh”. Blurgh klinkt misschien wat bizar, maar een andere benaming voor kotsen kan ik zo snel niet bedenken. En dit bekende ritueel gaat zo nog even voort en boort zich langzaam maar zeker een enorm gat in je zelfbeeld. Na een tijdje, wanneer je maag weigert verder nog iets weg te geven, duw je jezelf eindelijk van de wc af in de hoop te kunnen staan. En dat lukt weer. Je veegt je mond af en je handen en werpt vlug een blik in de spiegel. Frustratie. Je wilt de spiegel stuk slaan om wakker te worden uit de nachtmerrie, maar realiseert je dat het geen nachtmerrie is en dat stuk slaan dus geen oplossing is.

Je wast je handen, maar de geur van braaksel blijft, meer zeep, langer wassen, de geur blijft vast geroest als een eeuwenoude fietsbel. Je spoelt je mond, neemt wat kaugum, maar de smaak blijft nog tijden je herinneren aan je marteling. Je schrijft weer in je eetdagboek en krijgt weer een klap van teleurstelling die je jezelf aandoet. Je voelt je aan de ene kant opgelucht. Blij dat de misselijkheid weg is en het gevoel dat er eten in je lichaam verteert of zich ophoopt tot vet. Maar aan de andere kant voel je je waardeloos, smerig, nutteloos, kansloos en meet van dat soort woorden wat eindigt op –loos.

Uitzichtloosheid, wanhoop, frustratie. De hoop dat je er ooit vanaf komt wordt met de dag minder, bij elke kotspartij minder, elke vreetbui, elke seconde dat je weer boven die wc hangt. En elke dag breekt je humeur weer als je mensen op straat of waar dan ook wel normaal ziet eten, als je ze ziet genieten van eten. Als je ze ziet weglopen zonder naar de wc te rennen. Als je ze ziet glimlachen naar de ober, in plaats van ze beschuldigend aan te staren alsof zij de kwade geest zijn die je martelt met eten. Als je mensen rustig ziet eten zonder te schrokken. Als je mensen normaal naar de wc ziet gaan en terug komen met een roze gezicht in plaats van een lijkbleek gezicht. Als je mensen ziet betalen met geld, in plaats van betalen met hun leven.