Déjà Vu

Kenneth (XAXIS)

Die wekker. Altijd die verdomde wekker. Na het vaste duf-om-je-heen-kijken-uitrekken-en-gapen ritueel probeerde ik om - zonder als een 80-jarige opa te willen klinken - rechtop te gaan zitten. Dat helpt bij het wakker worden, zeggen ze.

Wanneer ik besef dat ik na een kleine dertig seconden gewoon weer horizontaal lig, besluit ik maar direct uit bed te stappen, de Senseo een knal voor z'n harses te geven en in de woonkamer op de bank verder te dutten, totdat ik zeker weet dat na ongeveer vijf minuten het water nu wel heet genoeg zou zijn om een kop koffie van het apparaat te eisen. Ik kan op zo'n ochtend nooit het gevoel van déjà vu onderdrukken. Maar ach, dat heb ik elke ochtend.

Ik steek een sigaret op en probeer te achterhalen wat mijn volgende stap zou zijn geweest. Het is immers een déjà vu. Als ik de wetenschappelijke verklaring van de vertraging tussen de hersenhelften even achterwege laat, betekent dat ik dit eerder heb meegemaakt. Ach, ik kan het me niet meer herinneren. Zoals altijd. Dan maar de televisie aanzetten; even bijspijkeren of de halfbroer van Saddam al opgehangen is. Ja! Dat was het! Mijn volgende stap was inderdaad de televisie aanzetten. Twee jongens van 19 jaar overleden in een auto-ongeluk. Zielig.

Ik kijk op mijn horloge. 15 januari. Komt me ook bekend voor. Iets doodnormaals als de datum van vandaag bezorgt me al rillingen over m'n rug. Om mijn déjà vu dwars te zitten en mezelf in die kwartseconde ervan te overtuigen dat ik me geen rare dingen wijsmaak, zet ik gauw de televisie uit en pak de riem van mijn hond.

Ik ken dit. Hoe ik hier buiten sta, hoe ik kijk naar het gesnuffel van dat kleine worstenbroodje, en die Turkse dame met giga-hoofddoek die afkeurend vanuit het parkje aan de overkant aanschouwt hoe mijn hond haar buurvrouws mooie plant van vers, zuur groeimiddel voorziet. Dit heb ik echt eerder meegemaakt. Even glipt het hele reïncarnatieverhaal in m'n hoofd, maar omdat ik meer in wetenschappelijke verklaringen geloof, is die gedachte gauw verbannen.

Elf uur. Wat heb ik toch heerlijke werktijden. Ik stap snel onder de douche en kleed me daarna aan. Ik schreeuw tegen m'n huisgenoot dat hij op moet schieten als hij mee wil rijden. Eenmaal in de auto gaat het gesprek over iets totaal zinloos. Zo herinner ik het mij. En hoe zinloos dat gesprek ook is, ik heb het eerder gevoerd. Toch kan ik mij niet voor de geest halen wanneer hij en ik eerder een gesprek over een kalf met zes poten hebben gehad.

Het gesprek stokt. Ik zie in slowmotion hoe mijn huisgenoot verschrikt voor zich uitkijkt en met z'n handen iets probeert af te weren. Ik hoor hem angstig schreeuwen, maar het dringt amper tot me door. Zijn gezicht, die uitdrukking. Dit komt me allemaal zo bekend voor. Enkele seconden later, in realiteit een kwartseconde, kijk ik weer door de voorruit naar buiten. Die boom komt akelig dichtbij. Er was geen mogelijkheid meer om te ontwijken.

Ze zeggen dat je vlak voor je dood je hele leven voorbij ziet flitsen. Ik zie alleen een Turkse dame zittend op een bankje, een hond waar ik gek op ben, het journaal met bericht over de ophanging van de halfbroer van Saddam. Waarom herinner ik me alleen dit? Knal. Zwart beeld.

Aah, die kutwekker. Ik stap uit bed, nog duf. In de woonkamer steek ik een sigaret op en betrap mezelf erop dat ik het gevoel van déjà vu probeer te onderdrukken. Dan maar de televisie aanzetten. Nederland 1; het journaal. Iets met die halfbroer van Saddam. Niet boeiend. Wacht eens...
Twee jongens van 19 jaar overleden door snugger hun auto om een boom heen te wikkelen. Ach, zulke dingen overkomen mij toch niet. Ik rijd best wel veilig, al zeg ik het zelf.

Waar blijft mijn huisgenoot nou? Ik moet zo naar mijn werk en hij zou meerijden...