Fisherman's Friends

Eelco (Adalgar)


Ze moesten op zaterdagen werken. De hele afdeling. Op de manager na, die moest golfen of zijn paarden verzorgen of die moest niks. Monty had geprobeerd er onderuit te komen door bij de aankondiging van het zaterdagwerk te kijken of hij constipatie had, diep te zuchten en te zeggen dat het hem heel erg slecht uitkwam. Op zaterdag... Maar hij mocht ook 's avonds komen, geen probleem. De sleutel van het gebouw kon hij dan wel bij de bewaking ophalen. Dat viel te regelen. Of anders op zondag?...

Nu deed Monty op zaterdag nooit wat, behalve slapen, bier drinken en weer slapen. Op zaterdag kon de wereld hem gestolen worden. Op andere dagen kon de wereld niet zonder hem, zo maakte de wereld hem wijs. Dat kon hem ook gestolen worden, maar ja...

Het overwerk was saai. Ze moesten data invoeren, zodat er opnieuw rekeningen verstuurd konden worden naar een grote verzekeringsmaatschappij, die voor miljoenen aan facturen had afgekeurd wegens onvolledigheid. Haast was geboden, wegens de rentederving. Monty's directe chef had het hem voorgerekend. Verschillende keren, om maar te benadrukken hoe ernstig de kwestie was. Misschien ook wel omdat hij dacht dat Monty het niet helemaal begreep, want Monty kon goed dom kijken en slecht luisteren als hij in gedachten wegdreef van eentonigheid en voorspelbaarheid of wegdreef om het wegdrijven zelf.

Om toch nog wat van de zaterdagen te maken, nam hij in het begin bier mee naar het werk. Een paar halve-liter-blikken, onderin zijn tas. Dat bleek algauw erg onpraktisch, want hoe drink je dat ongezien? En hoe maak je een door fietsen geschud blikje stilletjes en ongezien open, zo tussen de mensen? Monty loste het probleem op door het bier in zijn fietstas achter te laten. Zo nu en dan verliet hij het kantoor en haastte zich naar de fietsenkelder. Totdat zijn directe chef opmerkingen begon te maken over lang wegblijven en daarbij opvallend duidelijk lucht opsnoof.

Monty vertrouwde het zaakje niet helemaal meer en besloot voortaan platflesjes wodka mee te nemen. Hij had een interview gelezen met een beroemde mannequin, die jarenlang op de set wodka had gedronken, zonder dat iemand het had gemerkt. "Wodka ruik je niet aan de adem", had ze verklaard na haar herstel in de Betty Ford Clinic. Plus, dacht Monty, kleurloos als water en zodoende kon hij dat op onbewaakte ogenblikken gewoon in zijn beker gieten!

Het verhaal van de mannequin bleek niet helemaal te kloppen, want toen Monty eens in een pauze een sigaret rookte met een knappe brutale meid over wie hij wel eens fantaseerde, zei die dat hij nóg naar avonddrank stonk. Fisherman's Friends compenseerde vanaf toen.

Allengs begon Monty uit te zien naar de werkzaterdagen. Naar het stiekeme drinken waarmee hij iedereen te slim af was, het deed zijn zelfvertrouwen goed. En naar de knappe brutale meid over wie hij steeds vaker fantaseerde en met wie hij samen steeds vaker een sigaret rookte.
Op een middag, toen hij alleen met haar was in de rookruimte, sloeg hij zijn jasje open, toonde haar een flesje en vroeg: "Drankje?"
"Hahahaha", lachte ze, "geef maar hier!" Ze draaide de dop los, zette het zakflesje aan haar mond en nam enkele flinke slokken. "Maar", zei ze, "als iemand ons ziet!" Laten we naar het dak gaan. Daar rook ik af en toe een blowtje."

Ze hadden de trap van de twaalfde naar de veertiende verdieping genomen en toen de trap die naar het dak leidde. Het dak was omsloten door een brede bakstenen muur die tot borsthoogte reikte. Monty en het meisje genoten van het uitzicht, terwijl ze om beurten een slokje namen en een jointje rookten.
Opeens klom het meisje op de muur en liep er een stukje overheen. "Durf jij dat?" vroeg ze uitdagend.
Nee, wilde Monty zeggen, maar toen zei hij: "Als jij eraf gaat eerst."

Het meisje sprong eraf en Monty klom erop. Het woei nogal, merkte Monty. Hij richtte zijn blik op zijn voeten en deed voorzichtig een paar passen. "Komop!", riep het meisje. Jaja rustig, dacht Monty en nam de laatste slok uit het flesje. Werktuiglijk haalde hij een Fisherman's Friend uit zijn zak, stak die in zijn mond, zoog er flauwtjes op en liep een paar meter over de muur. Net toen hij zich omdraaide om terug te keren, beet hij de Fischerman's Friend doormidden. De tranen schoten Monty in de ogen en even zag hij niets meer.

Hij zag weer toen hij al viel. Hij zag het gezicht van het meisje net boven de muur uitsteken, de zon die in haar haren glansde. Daarna de heuvels, de bossen, kruipende auto's, de stad, de flat met al zijn ramen, een trolley die een bocht nam... Monty dacht niets. Hij zag alleen wat er was...geweest.