Epicentrum van saaiheid

Voor een handjevol euro's mag je er geruisloos ronddrentelen tussen de goudkustkutten die hun bridge-middag 'nuttig' verspijbelen en kerels met muffe colbertjes en sokken in sandalen, en waarvoor in hemelsnaam? Voor een aantal schilderijtjes en, als je boft, een beeldje of wat?

Een museum.
Saaier dan dat wordt het niet.


En toch moet ik er eens in de zoveel tijd heen. Wat ik zelf ook niet begrijp, want ik heb niets met saaiheid. In de puberteit was ik zelfs bang het 'later' te worden en deze onschuldige aversie is in de loop der jaren uitgegroeid tot een chronische aandoening. Armoede vind ik erg, een terminale ziekte ook, maar het sluitstuk van mijn vrezen wordt gevormd door saaiheid. Mensen die erdoor gegrepen worden, zijn equivalent aan mensen met een geestelijk handicap: ze hebben zelf niet door dat er iets pontificaal mis is en dat is heel erg tragisch.

Ik ben bij mijn broer in Kopenhagen. Ik wandel door de stad (pompiedompiedom) als de wolken besluiten zich leeg te gooien. Ik zie een groot, statig, ietwat pretentieus gebouw en ik weet meteen dat het er 'één' is. Al voor ik dat bevestigd krijg. Ik weet ook dat ik er naar binnen moet, en dat 't met de nattigheid op straat niets te maken heeft. Het is een bolwerk van kunstenaars dat om aandacht schreeuwt dat geschreeuw trek ik gewoon niet bijster lang.
Op straffe van een verstoorde gemoedsrust, betreed ik gedwee de culturele opslagplaats. De steriele sfeer slaat bij binnenkomst onmiddellijk om de oren en dat staat me tegen. Ik wil me omdraaien en weglopen, maar loop stoïcijns door. Kunst is een miljoenenbranche, er zijn mensen die hiervan genieten, ik wil dat begrijpen. Liep hier maar een Hollands prinsesje rond, denk ik bij mezelf, dat niet met bomen maar met kunstwerkjes praat en zodoende kan helpen de beverfde doeken en mij wat dichter bij elkaar te brengen.
Maar ik snap ook wel dat die kans heel klein is.

Op naar het schilderijen. En dan een beetje staren. Gek veel meer verwacht cultureel nalatenschap gelukkig niet van je. Bij de eerste Rembrandt (een portret van een of andere oma met een witte muts) gaat mijn aandacht vooral uit naar de lelijkheid van het afgebeelde wijf, maar ik hoor een Goudkustkut naast mij 'die emoties, werkelijk prachtig!' hete-aardappelen en besluit dat ik misschien wat meer voor 'die emoties' open moet staan. Diezelfde geschilderde witte-muts gaat er met de seconde ongelukkiger en wanhopiger uitzien. Een aantal portretten volgt, maar het 'genieten' blijft uit. Misschien komt dat omdat ze op schilderijen allemaal ongelukkig en wanhopig kijken en ik mensen die lachen nu eenmaal leuker vind.

De 'tafereeltjes' gaan me na wat inspanning beter af. Ik zie zo'n middeleeuws gezinnetje aan een middeleeuwse tafel zitten, in een middeleeuws huisje, en ik bedenk me dat het toch maar goed is dat zulke kijkdozen bestaan. Stel je nou toch voor dat je ineens zou willen weten hoe het er allemaal uitzag in 1264 en er zouden geen schilderijen bestaan? Tja, nou, dat zou toch wel heel erg zijn.

En dan sta je ineens voor zo'n abstract ding. Van Mondriaan. Jaja, zeg ik. Veel vierkantjes, denk ik. De ultieme kunstkrachtproef. Als ik dít mooi kan vinden, komt het allenaal wel goed. Dus doe ik extra mijn best. Probeer er een soort van bovenmenselijke verftechniek in te ontdekken die ik kan prijzen (geef me iets!), maar ik kan me een tureluur turen, zelfs met m'n neus zowat tegen het doek gedrukt, zie ik niets meer of minder dan vierkantjes. Vierkantjes die me het gevoel geven dat het tijd is om te wieberen, maar dat was vast de bedoeling niet.


's Nachts moet Mondriaan er nog even op terugkomen. Als ik in bed lig, voel ik getik op mijn schouders.
"Rot op. Ik slaap."
"Slaap gerust door, als je in je droom maar even antwoord geeft", reageert onze Piet adrem. Hij zucht melodramatisch. "Dus jij vind mijn schilderijen niks?"
"Nou ja, niks? Ik vind ze.. eh, een beetje vreemd."
"Oh. Nou, je bent zelf vreemd," zeurt hij.
"Eh, ja," brom ik. "Klopt als een bus. Ik zet mezelf een hele middag op museumles, terwijl ik niet eens echt weet waarom ik dat doe. Vreemd is een understatement! Maar daar kan ik niet wakker van worden: nog altijd liever vreemd dan saai."