de Webstort (Snelle Hidde)

Eelco (Adalgar)


Ik ben geneigd te ontlopen, daarom reis ik met de trein het liefst 1e klas. Lekker rustig en weinig mensen die me heimelijk opnemen. Het komt wel voor dat ik in een dubbeldekker een bovenverdieping voor mezelf heb.

Zo was het op een lentedag, een heel 1e klas bovendeel had ik voor mezelf. Ik zat te mijmeren, terwijl ik naar het veranderende landschap keek. Ik mijmer soms over mijn leven, haal herinneringen op... Van wat is verdwenen, is gebleven, van wat is gekomen en waarvan het ongewis is of het zal blijven of verdwijnen. Zo mijmer ik als de vertes naderbij komen, voorbijgaan en achter mij oplossen. Soms moet ik denken aan een schilderij, een schilderij dat hing in een groot huis aan een kanaal.

Een schilderij waar ik als kind veel naar staarde, dat me opzoog, de duistere verte in. Erop is een veenlandschap, dat doorsneden wordt door een zandweg die aan de horizon verdwijnt. Donkere kleuren...schemering...grijze wolken... Het was in het huis van mijn grootouders. Het schilderij bestaat nog, ergens in de familie is het, bij wie weet ik niet. Niemand weet dat dit schilderij eigenlijk mij zou moeten toebehoren. Niemand weet hoezeer het mij als kind droevig en eenzaam stemde en niemand weet dat de afbeelding af en toe in mij verschijnt.

Zo was ik in weemoedig gepeins verzonken, toen abrupt de glazen tussendeur openvloog en een lange conducteur met een joviaal gezicht en een man met grijs haar, dat gebonden was in een staart, binnenkwamen. De conducteur sprak luidruchtig met Arnhems accent. De andere man sprak bekakt, hetgeen als een verrassing kwam bij zijn sjofele uiterlijk. Vaag deed hij me aan iemand denken. De conducteur wees de andere man een plaats in de andere stoelenrij en ging tegenover hem zitten. Zij zaten nu schuin tegenover mij. Uit hun daaropvolgende gesprek begreep ik, dat de conducteur de paardenstaartman in de 2e klasse had herkend en ten overstaan van de reizigers had gedaan of de man een zwartrijder was. De conducteur had hem aan zijn kraag weggevoerd. De conducteur lachte smakelijk na om zijn grap. De andere man, die met zijn gezicht naar naar mij toe zat, leek er nog tamelijk beduusd van.

Ik kwam erachter dat de twee mannen elkaar kenden uit een uitgaansleven van lang geleden. Goed genoeg om elkaar na jaren weer te herkennen - in elk geval gold dit voor de conducteur - maar niet goed genoeg om elkaars naam nog te weten. Pas nadat was besproken hoe de conducteur harmonieus was gescheiden, een vriendin had met wie hij "goede afspraken" had en de andere man zich over vrouwen nogal in nevelen had gehuld... Hij liep wel eens wat tegen het lijf, zei hij, maar het klonk zo lusteloos dat de conducteur niet nader informeerde. Pas nadat dit onderwerp was besproken, vroeg de conducteur: "En wat is jouw naam ook weer?"
"Hidde", zei de man en vroeg niet naar de naam van zijn gespreksgenoot. Wellicht was het hem opgevallen, dat de conducteur die had genoemd toen die zijn vriendin had geciteerd. Die had tegen hem gezegd: "Paul, ik vind het prima als jij met de jongens naar de kroeg gaat, zolang het maar bij één keer in de week blijft." "Gelijk het ze toch?" had hij eraan toegevoegd.

Bij elk station moest de conducteur aan het werk en verliet zijn plaats. Hidde en ik waren dan de enigen. Steeds werd mijn blik naar hem toegetrokken. Elke keer als de conducteur weg was, begon Hidde in zichzelf te mompelen en zo diep te zuchten, dat het was of hij ernstig astmatisch was of een zeer slechte bloedsomloop had. Hidde keek vooral nors naar buiten als de conducteur er niet was. Naar mij keek hij af en toe, alsof hij naar een lege zitplaats keek... Maar kende ik deze man niet ergens van?

Op zeker moment kwam ter sprake wat Hidde voor de kost deed. "Werk jij nog altijd voor Justitie?" vroeg de conducteur. Voor het eerst veerde Hidde op. Hij vertelde dat hij daar al 5 jaar weg was, wachtgeld kreeg en wijdde uit over een slechte verstandhouding die hij had gehad met secretaresses, omdat die steeds maar waren blijven vragen naar zijn declaraties. "Ik werkte met de mensen op straat, met de moeilijkste gevallen, he. Ik houd daar geen hele administratie van bij. Ja zeg, dan drink je met die een kop koffie, he, en dan ga je met een ander ergens heen. Dat houd ik natuurlijk allemaal niet zo precies bij, he. Dat is mijn werk niet, zeg."

Toen wist ik het. De man met het grijze haar en de paardenstaart was Snelle Hidde! Ik herkende hem nu. En wat was hij weinig veranderd. Toen al, 20 jaar geleden, was hij grijs, hoewel minder dan nu. Maar verder, zijn uiterlijk...ineens leek dat onveranderd. De bleke gelaatskleur, het enigszins pafferige gezicht, de heel lichte ogen met nauwelijks wenkbrauwen erboven, het lange haar, het hoofd wat weggezakt in de schouders... Snelle Hidde, dat kon haast niet anders.

------------------------------------------------

Deze man was er één geweest om te mijden. Op straat. Voor hem werd je gewaarschuwd: "Pas op voor Snelle Hidde, dat is een verslaafde straatwerker. Die doet of ie je wil helpen, maar jat als ie de kans krijgt je dope. Die loopt vaak met die grote gozer zonder tanden, die een paar jaar in Marokko heeft gezeten. Ja die, die daar helemaal gek geworden is."
Waarom hij 'Snelle' Hidde werd genoemd, heb ik nooit geweten. Niemand scheen dat te weten. Er werd gezegd dat hij altijd de dans ontsprong, nooit ergens voor werd opgepakt... En dat hij niet schroomde om zijn handlanger geweld tegen je te laten gebruiken.

Ik herinnerde me een dag in Amsterdam. Met mijn broer ging ik op weg naar de Zeedijk, die toen nog het middelpunt van de junkiewereld was. Ik ging met hem een oude wereld bezichtigen en terloops wilde ik hem tonen, en daarmee geruststellen, dat deze wereld voorgoed achter mij was. Een eindje voor ons ontwaarde ik Snelle Hidde en zijn onberekenbare tandeloze vriend. Ik vroeg mijn broer de pas in te houden, totdat zij uit het zicht waren. Vreemd misschien, want ik had zelf nooit iets met Snelle Hidde van doen gehad. Mechanisme...

-------------------------------------------------

In de stad D aangekomen zei de conducteur: "Je bent er, Hidde."
"Nee nee," zei Hidde, "ik moet er in Z pas uit."
"O, ik dacht..." zei de conducteur. En ook ik dacht: D had ie eerder toch gezegd?

In Z stapte ik bijna zij aan zij uit met Snelle Hidde. Hidde keek me even aan. Zijn pupillen waren opvallend klein. Toen mompelde hij iets aan mij gericht, iets wat ik niet verstond. Ik keek hem na toen hij over het perron liep. Het was alsof hij de weg kwijt was, zo onzeker bewoog hij zich voort op zijn gestolen station. Nu was hij oud...en eenzaam. Een man die in de trein in zichzelf praat is eenzaam, dacht ik, ja die is pas eenzaam.

En ik bedacht me: op het schilderij dat mij zou moeten toebehoren, past hij misschien beter op het zandpad dan ik. Ik ben ergens omgekeerd, onderweg, zijpaden ingeslagen die niet zichtbaar zijn op het schilderij, maar die wel bestaan... Sommige zijn doodlopend en nopen tot het op je schreden terugkeren, andere leiden tot waar geen weg meer terug is, weer andere leiden je steeds verder langs en op weg naar gebeurtenissen alsof het leven een sprookjesboek is.

Terwijl ik tijdens het wachten op de vervolgtrein mijn gedachten begon te wijden aan de ontmoeting waarheen mijn reis voerde, kwam er een reus naast mij staan. Niet eerder heb ik een grotere man gezien, zo enorm groot en lomp. Alle hoofden keerden zich naar hem, ook het mijne. De man keek stuurs en scheen bepaald ongelukkig. Hij was zo dicht naast me komen staan, dat het leek of we bij elkaar hoorden. Ik voelde me als een kind zo klein en kwetsbaar. De man zou me kunnen vermorzelen als hij wilde, maar me ook kunnen beschermen. En ineens was ik trots, trots omdat deze man uitgerekend naast mij was gaan staan. Misschien had dat een betekenis, misschien ook niet. Wie zal het zeggen. Het was in elk geval of het zo moest zijn. Zoals het lijkt dat het zo moet zijn, dat ik steeds weer oog in oog kom te staan met wegen die ik heb begaan en die me op mijn schreden hebben doen terugkeren. Alsof die me bijwijlen ingepeperd worden, alsof gezegd wordt: zie, zie dit pad nog weer eens terug.

Eindelijk kwam de trein en hervatte ik mijn reis, onderweg naar een land in een ander schilderij...