Einde van het ouwelullentijdperk

Vincent (titi)
Het lot brengt me op een tropische dag op het universiteitsterrein in Utrecht, een campus op ongeveer vijf kilometer afstand van het centrum van de Domstad. Het bezoek is louter functioneel. In mijn geval wil dat zeggen iemand afleveren en weer oppikken, ruim vier uur later. Ik besluit ter plekke te wachten, te genieten van het weer en met de krant in de aanslag zoek ik een schaduwrijke plek. Die is snel gevonden in de buurt van de Heidelberglaan, tegenover het flatgebouw waar grote letters prijken 'Universiteit van Utrecht', voor het geval iemand dat mocht ontgaan. Jonge twintigers lopen af en aan, verdwijnen in gebouwen en anderen komen er weer uit. Er is duidelijk sprake van een homogene bevolkingssamenstelling.

Onwillekeurig dwalen mijn gedachten naar de jaren tachtig toen ik zelf onderdeel was van zo'n homogene groep mensen op een vrij geïsoleerde plek. Eigenlijk een soort dorp binnen de stad. In mijn geval was dat de campus in Nijmegen. De jaren tachtig, hippies waren toen al een randverschijnsel, punkers over hun hoogtepunt en de tweefasenstructuur zorgde ervoor dat onbeperkt studeren tot het verleden behoorde. Zelfs de beruchte krakersrellen in de Piersonstraat heb ik alleen van horen zeggen. Toch had en heeft Nijmegen een links imago, geheel ten onrechte in de jaren tachtig.
In 1986 kreeg Nijmegen pas de eerste sociaaldemocratische burgemeester, namelijk Ien Dales. En het college van bestuur van de Nijmeegse Universiteit viel vooral op door conservatieve stellingnames.

En de studenten van toen, die waren in Nijmegen niet wezenlijk anders dan in steden als Amsterdam, Groningen of Utrecht.
Daar zit ik dan twintig jaar later en bekijk de hedendaagse student en zijn omgeving. Veel is hetzelfde gebleven op het eerste oog. Het aandeel van oude, piepende en ondeugdelijke fietsen voorzien van peperdure sloten is groot. Het was twintig jaar geleden al zo. Discussiërende studenten over werkcolleges die niet deugen, het voldoen aan de eisen van tentamens en de te behalen studiepunten. Het was in de jaren tachtig al een geliefkoosd gespreksonderwerp.
En toch zijn er verschillen. Het aantal weirdo's is aanzienlijk minder. Ook lijkt er amper sprake te zijn van de diverse subculturen. Het is warm weer, ik zei het u al. Veel kuit- en kniebroeken voor de mannen en veel rokken met hemdjes voor het vrouwelijke deel van de studenten. Allemaal luchtig, maar zeer decent. Geen grote groepen studenten met afwijkende kleding of haardracht, maar gelukkig ook weinig of geen corpsballen. Mafketels, extreme veganisten en corpsballen kwamen in de jaren tachtig veelvuldig op de campus van Nijmegen. Bovendien heb ik meerdere gesprekken tijdens de pauze opgevangen. Naast de genoemde studieonderwerpen, kwam bij een aantal ook samenwonen met een partner regelmatig ter sprake, inclusief de 'huwelijkse problematiek' die er aan verbonden is. In mijn herinnering woonde niemand in de studentenwereld samen met één partner in de jaren tachtig. Samenwonen deed je met meerdere studenten in een huis of studentenflat. Relaties, los of vast, waren niet om bezegeld te worden met een burgerlijke huwelijkse staat.

Eindconclusie, hedendaagse studenten zijn veel meer geïntegreerd in de samenleving, behoeven niets meer te bevechten en hoeven niet meer af te wijken. Qua haardracht, kleding en ambities wijken ze nauwelijks af van een hedendaags oud-student, ondergetekende bijvoorbeeld. Daarmee kan de stelling verdedigd worden, ouwe lullen bestaan niet meer. Een fijne gedachte.