Verschrikking in de trein

Walter (Seborik)
Column door RFC

Op een warme zomerse dag nog niet zo lang geleden begaf ik mij richting de trein die al op mij stond te wachten. Alsof het een lieve lust was sprong ik elegant in mijn trein. Na opgestaan te zijn van de struikelpartij nam ik plaats aan de raamzijde van de dubbele stoelen rij en mijn collega, die zich ondertussen, al hijgend, ook als een echte professional in de trein gewrongen had nam naast mij, aan het gangpad, plaats. Vol hoop en goede moed zette de trein zich langzaam in beweging en al snel waren we onderweg.

Gezien het een mooie zomerse dag was had eigenlijk iedereen die in onze coupé zat een goed humeur. Vandaar ook dat de plotselinge kreet van verschrikking van twee kleine meisjes die zich aan de overkant van het gangpad hadden neergevleid zo’n groot contrast bood met de gemoedelijke stilte die daarvoor heer en meester was. Als reactie keerden mijn collega en ik onze hoofden verschrikt om en vroegen ons af waar al deze consternatie vandaan kwam, dan wel voor nodig was. Na goed gezocht te hebben vonden we op aanwijzingen van de kleine meisjes een spin op de gloednieuwe jas van mijn collega. Uiteraard geschokt door de vermetelheid van deze spin greep mijn collega, dapper als hij is, de spin van dit pronkstuk der kleermakerij. Terwijl hij de inmiddels wat bedaarde meisjes kalmerend toesprak met de woorden: "Hij doet helemaal niets hoor, kijk maar" ondernam de spin verwoede pogingen om zichzelf uit de greep van zijn hand te bevrijden. Toen hij zijn hand opende om de meisjes te laten zien hoe weerloos en onschuldig deze spin wel niet was greep de spin zijn kans en wierp zich met ware doodsverachting over de rand van zijn hand. Onderwijl druk draden spinnend om zo gelijk een bungee jumper tot vlak boven de grond te vallen alvorens gestopt te worden door de draad.

Dit alles had een averechts effect op de situatie en de twee enigszins bedaarde meisjes slaakten weer kreten van afschuw. Wederom de dappere held spelende haalde mijn collega het lijntje binnen en kreeg zo de spin gelijk weer in zijn greep. Ondanks verwoede pogingen van de spin om zijn vrijheid te herwinnen, was hij kansloos tegenover de onverbiddelijke heldhaftigheid van mijn collega. De twee kleine meisjes – intussen – wisten na de eerste ontsnappingspoging van de spin van geen bedaren. Zij smeekten de dappere held dan ook verlossing van dit vreselijke wezen. Ik zag een raampje openstaan en in een poging dit noodlottige einde van de spin af te wenden kwam het plan in mij op om de spin uit het raam te werpen om zo enigszins hard maar ongedeerd buiten op de grond te landen. Daarom sprak ik, de onbekwame, de woorden: "Geef mij anders het spinnetje maar, dan zal ik hem naar buiten werpen."

In de veronderstelling dat de situatie zo opgelost zou zijn en de arme meisjes geen reden tot paniek meer zouden hebben gaf mijn dappere collega mij de spin. Ik, de onbekwame, bewoog mijn hand met de hulpeloze spin richting raam en wierp vrij krachtig de spin naar buiten. Aangezien de trein in beweging was werd de spin door de wind weer terug de trein ingeworpen. Nu wil het toeval dat voor ons nog twee kleine meisjes zaten, die, begeleid door hun moeder, nietsvermoedend bij een met een koptelefoon zichzelf afsluitend tienermeisje waren gaan zitten. Het toeval bedeelde de intussen ongetwijfeld doodsbenauwde spin en de nietsvermoedende meisjes weinig goeds, want uiteraard was het tussen deze meisjes in waar de spin dankzij mij belandde.

Vertwijfeld stond ik, de onbekwame, daar. Blij met het feit dat de nietsvermoedende meisjes voor mij de spin nog niet opgemerkt hadden; maar bezorgd over de situatie, die toch naar mijn idee explosief was. De spin was ondertussen uit mijn blikveld verdwenen, maar ik vermoedde al dat de, inmiddels ongetwijfeld radeloze, spin niet stil zou gaan wachten op een nieuwe dodelijke wending in dit geheel. Terwijl ik verwoede pogingen deed om langs mijn collega te glippen om zo de spin op te kunnen sporen was het slaken van een kreet en het ontstaan van grote paniek bij de tot op dat moment nietsvermoedende meisjes het teken dat de spin weer was opgedoken. De spin bleek via de stoel van een van de meisjes richting muur van de trein te bewegen om zo uit de mensenmassa te raken.

Terwijl de twee tot dusverre nietsvermoedende meisjes midden in een paniek aanval zaten en aangemoedigd werden door de twee al eerder gillende meisjes probeerde de moeder van de twee in een paniek aanval verkerende meisjes haar dochters zo ver mogelijk van dit vreselijke monster te krijgen en wierp intussen boze blikken naar mij, de onbekwame. Toen ik de spin over de muur zag rennen alsof de dood hem op de hielen zat deed ik nog een verwoede poging om het beestje te pakken te krijgen en hem zo in veiligheid te stellen, maar ook voor deze taak bleek ik niet kundig genoeg want voor ik met beide voeten over de rugleuning van de nu lege stoelen voor mij stond had het zich tot dusverre afsluitende tienermeisje alle opschudding opgemerkt en begrepen wat er aan de hand was.

Met haar mooie jonge ogen zag ze alle verschrikte kleine meisjes en, haar blik veranderend naar verwijt keek ze naar mij, de onbekwame, tijdens mijn poging om over de rugleuningen van de stoelen voor mij te klimmen. Vervolgens verschoot haar blik en veranderde deze in een beschuldigende vinger toen ze de spin als met de dood op de hielen over de muur zag snellen. Helaas voor de spin zat de dood hem niet op de hielen, maar zat zij voor hem. Terwijl het tienermeisje intussen een bloeddorstige blik in haar ogen gekregen had trok zij haar slipper uit. De spin, inmiddels, werd zich er nu van bewust toch een fatale misrekening gemaakt te hebben en hield plotseling op met de dood tegemoet te rennen, maar wachtte stil af wat komen ging. Op dat moment riep ik: "Nee", en alle vier de kleine meisjes in koor riepen: "Pak hem!" Gelijktijdig hiermee sloeg het tienermeisje met haar slipper bovenop de spin.

Geschokt keek en zag ik alle blije blikken van de mensen om mij heen.Verdrietig zag ik hoe het tienermeisje met walging in haar ogen het nu levenloze lichaam van de eens zo levenslustige spin van haar slipper afschraapte. De moeder van de meisjes sprak intussen de woorden: "Goed zo!", en alle kleine meisjes haalden weer opgelucht adem.
Mijn collega, de held, was blij dat alle vrouwen weer veilig in de trein konden verblijven na het verslaan van dit monster. Alles was weer goed toen de trein de eindbestemming bereikte en iedereen in stilte uitstapte en van de mooie zomerse dag genoot.