Arnhemse meisjes (11)

Tijl (tijl)
Laten we het eens over Eelco hebben! Om Eelco te begrijpen moet je op een zwoele herfstavond uit het raam hangen en niks gewaar worden behalve levenloosheid. Kijk naar links, en je ziet niets, kijk naar rechts en je ziet een oude man met zijn golden retriever, de hond teleurgesteld: waar zijn nou al die avonturen waar hij op de mat nog van lag te dromen? En de man laat zijn schouders hangen, is dit het nou, denkt hij, zappen tussen Nova en het oeverloze gekwek van zijn vrouw aan de telefoon. Is dit het nou, Jeroen Pauw met zijn hoofd scheef in gesprek met Pechtold, de zoveelste minister van het zoveelste kabinet... Is dit het nou, "Dus ik zeg, dit truitje is helemaal niet wasecht, ik wil een nieuwe of een tegoedbon." En zo emmeren de tv en je vrouw maar door, over tegoedbonnen en bestuurlijke vernieuwing. Dan maar met de hond uit!

Dus dat zie je als je naar links en naar rechts kijkt, links niks en rechts een zielige man in een jekkie van de Zeeman, en zijn hond, en je bent wel blij met je leven en je vrouw en je zoontje van zes, maar toch wil je lopen, de straat uit, de hoek om, de ruimte ruiken van ruige bossen of juist de geur van sinaasappels, bestervende vis en zweterige vrouwen in lange gewaden, de geur van volle kashba's na een warme regenbui. Maakt niet uit, maar iets wil je meemaken! Lopen!

Dat gevoel, dat is Eelco. Het mooie van Eelco is dat alles wat in hem woedt, al dat vuur en al dat geweld, er maar heel mondjesmaat uitkomt. Tenminste, dat denk ik. Hij weet er geen blijf mee, lijkt het. Strenge Friese ouders, je gedraagt je maar en anders klappen, maar intussen vuur en vlam, hopfalderie goddamnit yeah! Daarom vallen vrouwen ook zo snel voor Eelco. Natuurlijk, zijn natgeregende-hondjesuiterlijk werkt mee, maar het is toch vooral die combinatie van een helse innerlijke strijd en een heel beschaafd gedrag.

Ik heb zin om een eindje mee te lopen met hem, puur imaginair natuurlijk, ja, loop mee, we gaan een eindje om met Eelco. We beginnen op die lege, lege straat in Arnhem. Niet het Spijkerkwartier met zijn snackbars, niet de Steenstraat waar je tenminste nog tegen een rolluik kan pissen, nee, gewoon, een nette straat in hoog Arnhem. Elke vijftig meter een lantaarnpaal, het licht zal steeds feller gaan schijnen naarmate de iepen meer bladeren zullen verliezen. Maar nu, op het begin van onze tocht, kun je de zomer nog in je rug voelen.

Daar gaan we. Een stille straat. Maar kijk omhoog! Door de bewegende bladeren zie je het gele licht van de lantaarn. Wordt het nou langzaam paars? En waar komt die muziek vandaan? We slaan de hoek om. Een steeg. Op je af komen zeker veertig berbers, in lange grauwwitte katoenen gewaden, ze hebben maffe kleine snaarinstrumenten waar ze op tokkelen en intussen reciteren ze iets, misschien verzen uit de Koran? Eelco loopt door en glimlacht, tegen de stroom in, af en toe blijft hij staan en schudt een hand, maar door gaat het, tot de steeg zich verwijdt. Even zijn we hem kwijt op de plotselinge wijdte van het plein, maar daar staat hij hoor, in het rosse licht van een bordeel, te lachen met vier vrouwen, drie dikke en een magere. Ze hebben allemaal zwart kanten ondergoed aan, hoeren zijn het, dat zie je zo. Dan komt er nog een aan, maar zij heeft rood ondergoed aan, dat kleurt beter bij haar donkere huid.

Wat een leuk plein is dit! Er komt een camper voorbij en de Duitse jongeren draaien een oud plaatje van de Stones. Hot stuff! Historisch bewustzijn is altijd goed nieuws bij Duitsers. Maar we moeten achter Eelco aan, die is uitgepraat kennelijk, de dames zwaaien nog naar de achterkant van zijn lange leren jas. Hij gaat zitten op een terras, krijgt een espresso van een barkeeper die hem nog kent uit de tijd dat er nog wat aan hem te verdienen viel, en dan gaat het snel, een speedjunk zet zijn mes tussen de schouderbladen van een middelbare man, Eelco sprint achter de dader aan, wij proberen te volgen, raken hem kwijt, zien dan toch nog net hoe hij een trap op sprint van een verlaten pand waar het kiert en tocht maar waar toch mensen blijken te wonen: op drie hoog, een houtkachel strijdt tegen het kouwe vocht in de muren en de meedogenloze kieren, er zijn nog wat kinderen wakker en het ruikt naar Kretex, en ja hoor, daar zit Eelco, hij draait een sjekkie.
De junk heeft hij gekneveld met de ceintuur van zijn jas. Het mes met bebloed lemmet ligt hatelijk nét buiten zijn bereik. Hij spartelt als een aal met astma.

Eelco straalt iets van rust uit, een soort weemoedig weten. Heeft hij eindelijk, na al die rare chemicaliën die vreemde dingen deden met zijn kop, heeft hij eindelijk door dat de gekte om je heen is en de rust in jezelf? Lucy in de sky, with diamonds!

Zo kijkt mijn goede vriend Eelco uit uit het raam van zijn werkkamer in dat grote huis in Arnhem, waar ik nooit geweest ben, uit over die rustige straat waar het licht niet paars is maar oranje, zoals het hoort, en waar een troosteloze man zijn hond laat piesen, nu van links naderend inmiddels maar nog steeds niet vrolijk in zijn jack van Zeeman. Wat zou Eelco denken? Ik weet het niet. Hij draait een sjekkie. De man en de hond gaan naar binnen. Nu loopt er niemand meer over straat. Oktober.

"Kom je zo?"
En als een Arnhems meisje je iets vraagt, dan zeg je ja.

"Ja. Ik kom zo."