Arnhemse meisjes (8)

Eelco (Adalgar)
De Rijn scheidt het dorp waar ik ben opgegroeid, maar niet geboren ben, van de stad waar ik... Waar ik een tijdlang richtingloos doolde. En na die tijdlang doolde ik nog wel eens. Niet zo lang geleden nog.

Mijn leven is een zoektocht en niet zomaar één, maar een bewuste zonder dat ik weet waarnaar ik precies op zoek ben. In gedachten noem ik het wel eens het vinden van 'de juiste positie'. De juiste positie wil zeggen dat alle puzzelstukjes op hun plaats terecht zijn gekomen en er een rust van voldoening over je neerdaalt. Het is klaar. Voor even.
Vergelijk het met de vage notie van een zeldzame kristallen vaas en waarvan je niet werkelijk weet dat je daarnaar op zoek bent. Maar op de dag dat je de vaas ziet, de hals omvat, weet je: dít zocht ik!... En dan begrijp je ineens het waarom van het vinden van de kristallen vaas en dat het 't einde is van een zoektocht. Dat een doel gevonden is waarnaar het streven je al die tijd tóch bekend was. Achteraf. En zo door.

Bovenstaande geeft weer hoe duidelijk het leven in elkaar steekt.

Op naar het dorp. Soms rijd ik door de omgeving ten zuiden van de rivier, over weggetjes tussen weilanden en boomgaarden. In het noorden zie ik de stad. In het zuiden de kerktoren en contouren van het dorp. Op een rustig plekje sta ik stil, zet de helm af, steek een sigaret op en maak in gedachten een voorstelling van andere levens die ik had kunnen leiden. En dan word ik teruggevoerd naar het dorp, want in de stad leid ik een leven waarmee de voorzienigheid me heeft bekroond.

Daarom wend ik mijn blik van de stad naar het dorp. Wat als ik daar nu was gebleven, of naar terug was gekeerd? Waarschijnlijk was ik net als mijn vrienden iets gaan leren, een ambacht, en was ik getrouwd met één van de meisjes die ik heb gekust. Misschien had ik dan nu in een nieuwbouwhuis aan de rand van het dorp gewoond. Een huis met een oprit en een veranda op het zuiden, een schommel in de tuin... Voor je jeugdvrienden wil je niet onderdoen immers.

Al voor de middelbare school begreep ik dat ik werd opgeleid voor een loopbaan, een levensloop gebonden aan patronen. Ik zag het wel als afgericht worden. Zoals een circusdier gedresseerd wordt. Hoe meer kunstjes het dier kent, hoe knapper het wordt gevonden en hoe meer applaus het oogst. Maar wat is de prijs? vroeg ik me af. In tamelijk sombere gemoedstoestand mislukte ik dan ook grotendeels op school, zodat ik vrij onafgericht werelden kon gaan zoeken en vinden...

Zie het beeld van een man die stilstaat midden op een druk plein en alle anderen gaan in fast-motion kriskras aan hem voorbij. Zo verging het me uiteindelijk in het dorp. Ik zag levens zich in al hun prilheid ontvouwen. Het beangstigde me.
Het meisje dat van mij hield spoorde me aan in het examenjaar mijn best te doen, om überhaupt de uren vol te maken en ze wilde me wel helpen bij mijn huiswerk. Ik probeerde het even, steeds weer even... Maar op een avond buiten een disco maakte ik het uit. Ik was zo stoned als een aap en vond plotseling dat ze een Katrien Duck-kont had. De hele avond had ik haar kont bestudeerd. Een kont die ik altijd prachtig had gevonden, bezag ik met toenemende waanzin met heel andere ogen.

Aldus sneed ik de laatste band die ik nog met het dorp had door, want ik zei niet dat ik door de stuff haar kont niet mooi vond - daar had ze om gelachen -, maar dat ik niet meer van haar hield en kon zodoende niet meer terug. Ik moest toch wat plausibels zeggen, vond ik. Haar snikken ging me door merg en been...

Dergelijke gedachten als ik van afstand in de richting van het dorp kijk. En ik bedenk me als ik mijn peuk doof, dat ik niet ver hoefde te reizen om vele werelden te zien. Ik hoefde slechts een rivier over. Maar als ik wegrijd en haastig terugga naar de stad, is het steeds weer als een bitter afscheid nemen van het dorp achter mijn rug...