Tonde N'Kotto

Michel (methodmich)
We waren behoorlijk goed, al zeg ik het zelf. Wij, ons voetbalelftal, bestaande uit wat je als nuchtere polderjongens zou kunnen betitelen, ware het niet dat we niet in de polder woonden. Een dozijn jonge mannen, die een gedeelde voorliefde hadden voor het voetbal. Jaren speelden we samen, op de zaterdag. Op die dag vergaten we even onze doordeweekse bezigheden, die varieerden van het oeroude en keiharde bestaan van stratenmaker tot het in grappen vaak tot minieme bezigheid teruggebrachte werk als ambtenaar. In ouderwetse romans had men ons misschien wel blozende oerhollandse knapen wensen te noemen. We waren behoorlijk goed, ik zei het al.

Ons geheim viel niet echt te verklaren. We genoten van die zaterdagen, mannen onder elkaar. Hoewel we stuk voor stuk van onze echtgenotes of vriendinnen hielden, op zaterdag hadden we ze enkele uren niet nodig. Saai, ik weet het, van die mannen die geen slippertjes maken in de liefde. Maar we waren nu eenmaal zo. Lekker voetballen, vooraf en na afloop ouwehoeren over seks, auto's, voetbal en in erg zware buien ook nog wel eens de politiek. Maar toch vooral de kameraadschap van het groene gras en de gele jongens.

Vaak speelden we mee om de titel, soms wonnen we die. Ik zei het al, ons geheim liet zich moeilijk verklaren. We waren nuchter, maar kenden toch kleine rituelen die je best als bijgeloof mocht betitelen. Spits Aldo bijvoorbeeld, die zijn rode elastiekje waarmee hij zijn haar tot paardenstaart bond, exact twintig minuten voor de wedstrijd verwisselde met een blauw exemplaar. Keeper Diederik, die als laatste het veld opging en dan een tikje op zijn kont wilde ontvangen van linksbuiten Roy, die zwoer bij nummer negentien. Linksback Gerrit strikte immer eerst zijn linkerveter en middenvelder Manus moest en zou bij de kleedkamerdeur zitten. Ikzelf liet mijn vriendin altijd mijn shirt met de hand wassen, nooit in de machine.

Onze rechtsbuiten was Tonde. Tonde N'Kotto, voluit. Een naam die doet denken aan een jongen uit de diepste binnenlanden van Afrika, zo zwart dat kinderen hem het hele jaar voor de knecht van Sinterklaas aan zouden zien. Dan moet ik je teleurstellen. Tonde had weliswaar wortels in Afrika liggen, maar was nog bleker dan wij, jongens die zelden zon zagen in ons regenachtig landje. De overgrootvader van Tonde scheen in het voormalig Zaïre gestreden te hebben met Belgische soldaten en via een nooit verklaarde speling van het lot in Maldegem geland te zijn, België dus. Daar ontmoette hij een schone Vlaamse, die hem de grootvader van Tonde schonk. Uiteraard een halfbloed. Grootvader werd door de liefde naar het Zeeuwse Vlissingen gedreven en verwekte de vader van Tonde bij een struis Zeeuws meisje. Vader kreeg de niet echt Afrikaans aandoende naam Douwe en was weer een slag lichter geworden. Douwe trouwde een meisje uit ons dorp en Tonde werd geboren, zoals gezegd witter dan welke Nederlander ook.

Jaren terug was het echter mode om op zoek te gaan naar je roots, zoals men dat zei. Tonde ging op reis naar wat inmiddels de Democratische Republiek Congo heet en kwam terug met schitterende verhalen en kennis van voodoo. Deze Afrikaanse toverkunst moest ons de titel brengen. We baalden nog immer dat we die op de laatste speeldag hadden verspeeld en dus waren we bereid ver te gaan. Een rondedans in de kleedkamer, waarin we onverstaanbare strijdliederen brulden als een dronken studentenkoor? Geen probleem. Het werd onderdeel van onze voorbereiding en langzaamaan werd het gewoon.

Het hele seizoen gingen we zo door en tegen de tijd dat de beslissende fase in de competitie aanbrak, besloten we om het ultieme plan in uitvoering te brengen. We moesten op het veld een kip slachten, in de nacht voor de wedstrijd. Nu zou het toeval zijn als we een slager in de gelederen hadden en die hadden we dus ook niet. Door middel van loting werd bepaald dat Tonde de man was die dit Afrikaanse gebruik, erg in zwang op de Afrika Cup, moest uitvoeren. Wel zo fijn, eigenlijk. Tonde slachtte de kip en er kon niets misgaan. Wij werden kampioen.

Groot was de volgende dag echter onze frustratie en verbazing, want we verloren de wedstrijd. De kip was een garantie voor succes, ons strijdlied had geklonken, waar was het fout gegaan? Dat bleek in de kleedkamer. Nooit zal ik de verbazing op onze gezichten vergeten, toen Manus ietwat sip opmerkte dat hij nooit en dan ook nooit naast de douche had moeten gaan zitten in plaats van naast de kleedkamerdeur. In al die jaren hebben we nimmer meer zo hard gelachen, toen bleek dat wij het hele jaar Afrikaanse liederen hadden gebruld en zelfs een kip geslacht hadden, terwijl ons ware geheim dus in de positie van Manus school. Alleen Tonde lachte niet. Hij stopte abrupt met voetballen en houdt tegenwoordig exposities over Afrikaanse toverkunst op zijn zolderkamer. Mijn shirt is sinds die dag altijd met de wasmachine meegegaan. Nuchtere polderjongens, dat moesten we maar blijven.