Een deerniswekkend figuur

Peer (Tyberius)
Er zijn nogal wat gevoelens die om stukjes van mijn aandacht strijden als het gaat om de zaak in de moord op Theo van Gogh. Natuurlijk zie je in de eerste plaats die kleine jongen voor je, die het de rest van zijn leven zonder de onvoorwaardelijke liefde van zijn vader moet stellen. Je ziet de ouders voor je, wier zoon op een onvoorstelbaar gruwelijke wijze van het leven is beroofd. Het verlies van een kind staat onbetwist op de eerste plaats in de rangorde van stressfactoren die psychologen hanteren. Je kind op déze manier verliezen voegt daar waarschijnlijk nog een kwadraat of tien aan toe.

Gevoelens voor de zussen van het slachtoffer, zijn vrienden, voor de politieagenten die bij de zaak betrokken waren, voor de overige omstanders. Maar natuurlijk ook gevoelens over de media die zich als een roedel dolle honden op de zaak hebben gestort. Amsterdamse straatschoffies van Marokkaanse komaf die uit een misplaatst bravoure uitroepen dat het slachtoffer zijn verdiende loon heeft gekregen, krijgen ruim baan in de kolommen van zogenaamde 'kwaliteitskranten'. Hun uitspraken worden met een zekere journalistieke wellust verwerkt in artikelen die gepubliceerd worden onder klinkende koppen, waaruit zou blijken dat de Marokkaanse gemeenschap het allemaal wel prima vindt dat de filmmaker het zwijgen is opgelegd.

Dezelfde berichten bereiken ons uit het Rifgebergte, waar de familie van de moordenaar - de familie van de váder van de moordenaar om precies te zijn, de moordenaar zelf is geboren en getogen Amsterdammer - de daad van hun verre nazaat maar met moeite blijkt te kunnen veroordelen. Hoe selectief de afgereisde journalisten zijn in de keuze van hun gesprekspartners blijft natuurlijk gissen. Maar van de indruk naar een zekere sensatiezucht en stemmingmakerij kan ik me niet onttrekken. Zo'n duur betaald reisje naar allerlei uithoeken van noordelijk Afrika moet zich natuurlijk wel op de één of andere manier terug betalen.

En waar de media mensen vooral graag uit elkaar spelen, daar probeert de overheid op haar beurt de boel natuurlijk weer krampachtig te sussen.

Gevoelens dus ook, over een typisch Hollandse discussie in het Amsterdamse stadsdeel Oost-Watergraafsmeer, waar Theo van Gogh woonachtig was. Nabestaanden en buurtbewoners praten daar al maanden over het oprichten van een gedenkteken voor hun beroemde en beruchte buurtgenoot. Het lokale bestuur zag een dergelijk monument echter niet zitten, bang als men was bepaalde bevolkingsgroepen - lees: Marokkanen - voor het hoofd te stoten. Zelfs na een gebeurtenis als dit zijn Nederlandse bestuurders altijd nog drukker 'de boel bij elkaar te houden' dan tegemoet te komen aan een compleet onschuldige en gerechtvaardigde wens van een groot deel van de bevolking. Pas toen Van Goghs moeder het stadsdeel in een vlammend betoog onder uit de zak gaf en dit betoog ook nog eens breed uitgemeten werd in de media, bleek er voor het lokale bestuur, bij monde van vice-voorzitter Germaine Princen, ineens geen enkele belemmering meer te zijn om daadwerkelijk een gedenkteken in het stadsdeel te realiseren.

Razende emoties die vechten om een plekje in de voorste linies van mijn gevoelsleven. Het moment waarop dat gevoelsleven tot stilstand komt is echter het moment waarop de figuur van de dader in beeld komt. De moordenaar van Theo van Gogh roept bij mij gek genoeg geen enkel gevoel op. Of het zou een gevoel van medelijden moeten zijn.

Voor ons zit namelijk een deerniswekkende figuur die zich in zijn destructieve handelen laat leiden door een collectieve zinsbegoocheling die hij op persoonlijke niveau tot in het extreme heeft doorgevoerd. Voor ons zit een deerniswekkende figuur die in zijn hele leven nog nooit iets noemenswaardigs heeft gepresteerd - op een laffe moord na - maar die het wel in zijn hoofd durft te halen aanmatigende opmerkingen te maken over de rechters die zijn zaak behandelen. Voor ons zit een deerniswekkende figuur die de Nederlandse samenleving op alle mogelijke manier afwijst en wil bestrijden, maar wel uitbundig heeft genoten van de verworvenheden van diezelfde vrije samenleving, zoals een opleiding, een huurhuis en járen van bijstandsuitkeringen. Vroeger werd dat gewoon 'je hand ophouden' genoemd. Om een beroemde zanger tijdens Live8 te parafraseren: "that's not charity, that's justice in this part of the world". In dat licht bezien is het des te stuitender dat de moordenaar het lef had zijn slachtoffer in een warrig betoog uitgerekend van hypocrisie vrij te pleiten, iets waar hij zelf zo'n last van blijkt te hebben.

Als het de moordenaar erom ging aandacht te verkrijgen voor zijn strijd en in het bijzonder voor zijn eigen bijdrage daarin, dan kunnen we stellen dat dit aardig is gelukt. Precies daarom lijkt het me maar het beste dat wij - als hij eenmaal goed en wel voor altijd achter tralies is verdwenen - overgaan tot de orde van de dag en alles in het werk stellen om dit soort tragediën in de toekomst te voorkomen. Theo van Gogh verdient het herinnerd te worden, zijn moordenaar - wiens naam ik daarom bewust niet noem - verdient maar één ding; vergeten te worden. Zodat hij niet de kans krijgt uit te groeien tot een voorbeeld, een wegbereider, een martelaar, een leermeester...