Zaterdagmorgen tegen zevenen

Michel (methodmich)
Het is zaterdagmorgen, tien voor zeven. Arne opent het roestige hek van het sportcomplex en luistert naar het vertrouwde gepiep bij het openen. Talloze keren heeft hij het hek geopend en gesloten. Arne is materialenman bij de plaatselijke voetbalvereniging. Terreinknecht, zo u wilt. Hij doet het al een jaar of dertig. De hele week is hij in de weer voor de club, maar de zaterdag is toch wel het summum. Het is zijn dag, iedere week weer.

Zuchtend bekijkt hij het schema met wedstrijdtijden en kleedkamerindeling, dat door een goedbedoeld bestuurslid is ingevuld, maar op dit moment vier teams tegelijkertijd in dezelfde kleedkamer laat herbergen. Arne ziet in een oogopslag wat er mis is en corrigeert de fout, waarna hij zich naar de bijvelden spoedt. Over pakweg een uur zullen de F-pupillen daar hun eerste wedstrijden afwerken en dient Arne de kleine doeltjes geplaatst te hebben. Zijn race tegen de klok is soms vergelijkbaar met een spoedoperatie in het ziekenhuis, zo snel moet hij denken en handelen. Om kwart voor acht zijn de velden gereed en kan hij de belijning van het hoofdveld weer zichtbaar gaan maken.

Terwijl de dauw onder zijn gympen opdroogt, vechten geluiden van de bijvelden om een plek op de voorgrond. Arne kent ze allemaal. Jengelende broertjes en zusjes die aandacht willen van de fanatiek schreeuwende vaders en moeders, die hun kleine Van Basten richting de wereldtop willen stuwen. Alles start immers op een bijveldje. Als Arne halverwege is, vliegt hij richting kleedkamers. Elk team dient genoeg bekertjes aanmaaklimonade te hebben voor in de rust. Het lukt Arne wederom, precies op tijd. De pupillen lopen stralend terug na hun eerste helft, druk napratend over de geslaagde en mislukte acties. Een enkeling ontsnapt aan de situatie en aan de tijd, door een fladderende vlinder te volgen en zich totaal niet om de wedstrijd te bekommeren. Tot ergernis van zijn fanatieke vader, overigens. Goedkeurend bekijkt Arne enkele passerende moeders van eind twintig. Ook een terreinknecht is een man van vlees en bloed.

Zo gaat het de hele dag door. Hoe meer de dag vordert, hoe ouder worden de spelers. Als de F en E-pupillen klaar zijn, moeten de doeltjes weg. Er wordt weer op het hele veld gevoetbald. Arne kan zowel horen als ruiken welke teams er spelen. Wanneer hij de brug naar de bijvelden overloopt en hem een geur van zoete parfum tegemoet komt, is het vrijwel zeker dat er C of B-junioren spelen. Giebelende bakvissen bekijken de verrichtingen van de door een teveel aan hormonen voortgestuwde showvoetballertjes. Veel gedoe en gezeur altijd, het is Arnes minst geliefde leeftijdsgroep. Ze maken een puinzooi van de kleedkamers, hebben een grote mond en voeren niets uit. Jongens die zich misdragen hebben in een wedstrijd, moeten hem voor straf wel eens helpen. Hij heeft het liever niet. Met een lang gezicht hangen ze dan rond hem heen en komen pas tot leven als het dameselftal de kleedkamer bevolkt. Dan willen ze ineens wel thee zetten en lopen per ongeluk binnen. Nee, doe Arne de A-junioren maar. Die worden ouder en waarderen hem meer. Helpen spontaan en maken eens een praatje.

Inmiddels nadert het moment van de dag. Het wordt drukker op het sportcomplex, het eerste elftal zal zo spelen. Arne heeft inmiddels alle velden minstens drie keer bijgewerkt, talloze bekers limonade en thee ingeschonken en flink wat ballen opgepompt. Terwijl de lucht zwanger is van spanning rond de wedstrijd van het vlaggenschip van de club, staat Arne op een afstandje te kijken. Zo hoog speelt de club niet, maar toch, ieder jaar weer hoopt men op promotie. Arne kent de druk die spelers en trainers kenden, kent de verhalen die elke dorpsclub heeft en houdt altijd zijn mond. Natuurlijk, het is heerlijk om het verhaal van de voormalige spits te vertellen, die een relatie had met een ietwat deftige echtgenote van een vooraanstaand bestuurslid en na de trainingen zijn cooling down op haar uitvoerde achter de tribune. Of die speler die na een promotiefeestje te dronken was om te fietsen en in de dugout heeft geslapen. Maar al wat Arne vertelt, gaat in anonieme vorm. Zoals hij eigenlijk anoniem zijn werkzaamheden doet.

Want heel af en toe knaagt er iets aan hem. Als na het seizoen mensen worden bedankt die drie keer achter de bar hebben gestaan. Als er cadeaubonnen zijn voor mensen die vijf keer een pupillenteam hebben gereden. Als het bestuur gaat eten met alle trainers en Arne niet mee mag. Nooit krijgt hij iets. Het is zo gegroeid. Hij is er altijd en men is het normaal gaan vinden. Niemand die hem vraagt of hij een volgend seizoen weer van de partij is, dat wordt gewoon als een feit aangenomen. Arne klaagt nooit, hij houdt van de club en van zijn onbetaalde bezigheden hier. Maar toch, heel soms doet het diep van binnen een beetje pijn, als hij rond kwart over elf in de avond het roestige hek afsluit en niemand hem bedankt heeft. Dan vloekt hij inwendig en neemt zich te voor te stoppen, om bij de eerste bocht richting huis al fietsend te bedenken dat hij nooit zal bedanken. Hij zal sterven in het ballenhok, tussen de theepot en de aanmaaklimonade. Volgende week is hij er weer, zaterdagmorgen tegen zevenen.