Haperingen (1): Het been

Anton (notnajja)
Zoals trouwe lezers van mijn columns waarschijnlijk wel zullen weten behoor ik niet meer tot de jongsten onder het publiek dat de onovertroffen site van FOK! bezoekt, integendeel, ik ben al enige tijd aan het tweede deel van mijn leven bezig. Met die ouderdom komt niet alleen een evenwichtige wijsheid naar voren maar doen zich ook gebreken voor die ik niet heb kunnen voorzien, al had ik veel kunnen voorkomen door minder onbesuisd te leven onder het motto 'komt tijd, komt raad'. Het lijkt me een goed idee om van de nood een deugd te maken; vandaar dat ik een serie columns zal schrijven die over de gebreken zullen gaan waarmee ik reeds te maken heb. Vandaag deel 1: het been.

Ik heb last van een haperend been. Ik merkte het voor het eerst in april 2004 tijdens een vakantie aan zee. Normaal kan ik uren aaneen wandelen, maar toen overviel me na een kwartier een zeurende en hevige pijn bij het lopen langs de vloedlijn en het vervolg van de wandeling kon ik alleen op de tanden bijtend voltooien. Ik dacht eerst dat het slijtage was van mijn heup, een euvel waarmee mijn moeder ook al lange tijd te kampen heeft. Ik heb in mijn leven veel gewandeld en gefietst en het zou me niet verbazen als mijn heupgewrichten vanwege een genetische zwakheid al aan revisie en/of vervanging toe waren.

Zo toog ik ook naar de huisarts, die me doorverwees naar het ziekenhuis voor een foto. Op die foto bleek dat er sprake was van kalkafzetting in het gewricht en dat wees op een slijmbeursontsteking. Twee keer kreeg ik een injectie van steroïden om de ontsteking te bestrijden, maar helaas, het verbeterde niet. Vervolgens kwam ik bij een fysiotherapeut terecht en na een tiental behandelingen die wel enige werking leken te hebben ben ik nu weer terug bij af en is de pijn aan mijn been weer in alle hevigheid teruggekeerd. Zelfs in die mate dat mijn humeur er danig onder te lijden heeft.

De toestand van het been sluit bijna naadloos aan op mijn stemming, een 'gebrek' dat typisch is voor mensen die psychosomatische problemen hebben waarbij je niet meer weet wat oorzaak is en wat gevolg, geest of lichaam. Zelf vind ik het een onzinnige tegenstelling, want de geest is voor mij deel van het lichaam, hij ligt verankerd in hersencellen die op een bepaalde manier functioneren, maar stellig niet losstaan van de rest van het lijf. Nochtans begrijp ik wel iets van het onderscheid, maar het is dan meer de visie die een persoon op zichzelf heeft. Mijn broer zaliger had een bepaalde hardheid jegens zichzelf, een minder functionerend deel van zijn lijf was voor hem een uitdaging om het op te krikken naar de optimistische kijk die hij had op het bestaan. Nu was mijn broer visueel gehandicapt en ik vind deze houding vaak terug bij mensen die met een handicap hebben leren leven, ze weten vaak van een zwakte hun sterkte te maken. Het minst sterke deel bepaalt niet hun leven, maar juist het sterkste deel. Zo was mijn broer een kei aan de telefoon, niet alleen om dingen te verkopen, maar ook om alles logistiek te regelen. Hij was hierdoor een zeer gewaardeerd medewerker van een metaalgroothandel. Des te schrijnender was het om te zien hoe de kanker hem versloeg; geen moment had hij de hoop opgegeven. Maar de natuur is wreed. Optimisten zijn niet altijd het beste af. De mensen die niet klagen krijgen zelden het verdiende loon.

In tegenstelling tot mijn broer en andere doorzetters en vechters, laat ik me eerder leiden door de minst functionerende schakel in mijn lijf, alle andere capaciteiten worden er ondergeschikt aan gemaakt. Mijn stemming wordt niet bepaald door wat ondanks alles nog prima functioneert, maar door het minste dat hapert. Dit maakt me vanzelf overdreven voorzichtig, angstig zelfs om iets te ondernemen waarvan ik de gevolgen niet ken. Ik heb een hypochrondrische geaardheid, het minste wat er kraakt maakt me ongerust en doet me intomen. Ik word al door een flauwe hoofdpijn geremd, ik stop voor een groen licht als het al lang aanhoudt in de veronderstelling dat het wel snel oranje en rood zal worden. Ik zie het vaak somber in al is er nog niets aan de hand.

Voor de komende tijd neem ik me voor, de hapering in mijn been niet negatief te beschouwen maar als een probleem dat dankzij het vele dat allemaal moeiteloos verloopt kan worden opgelost of in elk geval creatief kan worden geneutraliseerd. Misschien moet ik daarvoor eerst doorgronden, hoe het toch kan dat een deel overheersend worden kan en op mijn stemming drukt als was het het enige dat telt. Het zit niet alleen in mijn karakter en overgevoeligheid, maar ook in een onterechte angst om werkelijk mezelf te zijn. Het is het aloude probleem, assertief te zijn en goed voor mezelf op te komen. Nu bén ik mijn zere been en kan ik alles erop afwentelen. Ik blijf thuis omdat het me pijn doet. Ik staak mijn werkzaamheden als tuinman omdat het me te veel moeite kost. Ik trek me terug alsof het been al is geamputeerd. Maar daar ga ik vanaf nu verandering in brengen. Vanaf nu ga ik er niet de meeste maar wel de juiste stappen mee zetten.