Gekleurde geschiedenis

Peer (Tyberius)
De afgelopen maanden is er in de kolommen van gerespecteerde kranten stevig gediscussieerd over wat de 'canon' van de Nederlandse geschiedenis is gaan heten. De Nederlanders - zo begrijp ik uit de verschillende verhalen - zijn stevig in de war als het gaat om de eigen identiteit en het eigen zelfbeeld. En hoe groter de verwarring, hoe groter het verlangen de wortels van die identiteit bloot te leggen, om de boom die eruit is voortgekomen in volle omvang te kunnen begrijpen.

De grote interesse die er de afgelopen jaren is gegroeid voor de vaderlandse geschiedenis lijkt deze stelling te ondersteunen; de historische boeken van Geert Mak halen recordoplagen (in een wat vinnig artikel in Vrij Nederland las ik dat Mak er meervoudig miljonair van is geworden), de boekenweek stond dit jaar in het teken van het vaderlandse verleden, we konden met zijn allen de grootste Nederlander aller tijden kiezen, we hadden een Week van de Geschiedenis en - zoals gezegd - verschillende historici en publicisten deden manmoedige pogingen de Nederlandse historie in een zogenaamde 'canon' te vatten.

Eén van de interessantere pogingen tot zo'n canon bracht het NRC Handelsblad, die de gerenommeerde historici Piet de Rooy en Jan Bank 'een geschiedenis van Nederland' liet schrijven. De Nederlandse historie wordt helder uiteen gezet van de prehistorie tot heden. Alles wat relevant is komt aan bod; de Romeinse overheersing, de moord op Bonifatius in 754, de heerschappij van Karel de Grote, de Reformatie, de Tachtigjarige oorlog, Willem van Oranje, de Gouden Eeuw, de wereldoorlogen, Pim Fortuyn... Nou ja, alles wat wij natúúrlijk wel weten van onze geschiedenis, maar waarvan het toch handig is het nog eens even na te lezen.

Zoals het wetenschappers betaamt wordt er vervolgens flink in de haren gevlogen en in de kuiten gebeten. Natuurlijk heeft professor Q iets niet in de canon opgenomen wat professor R juist als cruciaal ziet in een bepaald deel van de geschiedenis. En natuurlijk wordt een bepaalde historische gebeurtenis door professor X op een manier geïnterpreteerd, die professor Y in zijn laatste artikel juist volledig onderuit haalt.

Ik ben geen wetenschapper en meng me dus wijselijk niet in die discussie. Maar er is wel iets anders dat knaagt. Als ik namelijk uit mijn raam kijk - hier in een prettig gekleurde wijk in de grote stad - en de spelende kinderen op straat zie, heb ik toch het gevoel dat de geschiedenis die wordt verteld misschien wel de geschiedenis is van ons lánd, maar toch niet de geschiedenis van onze bevólking.

In het huidige tijdsgewricht van harde woorden en stoere taal is het wellicht niet bon ton om er op te wijzen, feit blijft dat Nederland volgens de laatste CBS-gegevens ruim 3 miljoen westerse en niet-westerse allochtonen kent. Bijna 20% van onze bevolking dus. Een vijfde van de bevolking heeft met andere woorden net zoveel met Bonifatius, Desiderius Erasmus of Willem van Oranje als vier vijfde heeft met Sidi Mohammed-ben-Joesoef (voor 306.000 Marokkaanse Nederlanders een belangrijke figuur), Moestafa 'Atatürk' Kemal (voor 352.000 Turkse Nederlanders een belangrijke figuur) of J. Pengel (voor 325.000 Surinaamse Nederlanders een belangrijke figuur). Daarmee wil ik natuurlijk niet zeggen dat deze geschiedenis niet waardevol is, maar wel dat zij incompleet is.

In mijn ogen zijn het de ménsen die een land maken. En wat mij betreft is de geschiedenis van een land dan ook de geschiedenis van de mensen die er wonen. Dat is geen witte geschiedenis, maar een gekléurde geschiedenis. Als het waar is dat een volk dat op zoek is naar zijn identiteit geholpen is bij een nationale geschiedschrijving, dan kun je de canons zoals die verschijnen op zijn minst betichten van het schetsen van een eenzijdig beeld. Als je kwaad wilt kun je ook nog wel zeggen dat ze bepaalde bevolkingsgroepen van de nationale geschiedenis uitsluiten, met alle gevolgen van dien.

De terechte aandacht die er tijdens deze dagen van herdenken en vieren van 60 jaar bevrijding bijvoorbeeld uitgaat naar de rol die Marokkaanse militairen hebben gespeeld in de tweede wereldoorlog, is wat mij betreft een aardig voorbeeld van gekleurde geschiedschrijving waarvan wij volgens mij meer nodig hebben. Nu nog een historicus die het aandurft een gekleurde canon op te stellen. En natuurlijk een bevolking die haar hart en hoofd daar met vreugde voor openstelt.