Straatmuzikanten? Deporteren die hap!

SunChaser
Van de week bereikte ons het nieuws uit Duitsland dat er een paar honderd moslims gedeporteerd gaan worden. In Nederland komt daar geen bevolkingsgroep, maar een beroepsgroep voor in aanmerking: De straatmuzikant. Als ik érgens een tyfushekel aan heb. En het erge is dat je ze o-ver-al tegenkomt. Niet alleen als je vanuit de provincie afreist naar Amsterdam, waar je nog kunt verwachten dat ze er staan. Maar ze staan ook in Alkmaar, Amersfoort, Zwolle en Oss. Ze zijn overal en ze spelen allemaal dezelfde quasi gezellige volkse kutmuziek. Bovendien is het pure broodroof, want waar zijn de draaiorgels gebleven?

De muziek van straatmuzikanten is vandaag de dag gewoon niet om aan te horen. Vaak is het vals en er wordt nog bij gezongen ook. Dat is net zo vals als het sentiment dat vanaf de gezichten druipt, want ze kijken er zo meewarig bij, alsof ze hun vaderland zo missen. Nou, ga ze dáár dan lekker vervelen! Dahaag.
Het is natuurlijk de schuld van die Inca’s. Zo weggelopen uit Kuifje en de Zonnetempel staan ze in elke winkelstraat met hun panfluitjes en trommels. Ze kennen maar één melodie, die ze dan ook tot in den treure herhalen. De bedoeling is namelijk dan je even kijkt en dan geld geeft aan zo’n lelijk, overbehaard Incawijf dat ook nog eens CD’s van de groep aan je probeert te slijten. Helaas ben ik altijd op stap met mensen die het ‘concert’ helemaal willen zien. “Ah, kom op, nog even kijken, het is zo leuk!” Meestal kijk ik dan om me heen of ik ergens een AKO zie, zodat ik wat porno kan gaan lezen intussen, maar vaak moet ik blijven wachten want: “Ik kom zo, nog even kijken.”
Nu komt het vreselijke. Dan heb je tegen je zin in staan kijken, slaat een nieuwe straat in en daar staan ze wéér! Ik zweer het je, dezelfde Inca’s! Weer met een panfluit, trommel en een overbehaard wijf. De Inca’s klonen zichzelf, dat moet wel, hoe verklaar je anders dat ze op elke hoek van de straat in elke stad tegelijk te zien zijn. Het is gewoon eng, het is een sekte die snel uitgeroeid moet worden.

De Inca’s hebben overigens zware concurrentie gekregen van Joegoslavische zigeuners. Gewapend met een accordeon op hun dikke drankbuiken hebben ze van elke supermarkt hun werkterrein gemaakt. Je kunt geen boodschappen meer doen of een ongeschoren Oostblokker zingt weemoedig een traditioneel volksliedje uit eigen regio. Net zo kitscherig als het zigeunerjochie met de traan die in menig verpleeghuis hangt kweelt de accordeonist, die óók maar een melodie kan spelen en nog vals ook, een één of ander lied. Want we kunnen het niet verstaan. Voor hetzelfde geld zingt hij: Nederlandse klootzak, geef me eens twee euro, jij vuile pauper. Ja, loop maar weg, dat jij en je familie mogen branden in de hel.
Deze zigeuners uit het Oostblok zijn helaas een stuk mobieler dan de Inca’s, die toch met twaalf man zijn. Zigeunermuzikanten doen het meestal als duo. En zo kon het dat ik met de trein van Alkmaar naar Hilversum reisde in de avondspits, en ik net lekker lag te dommelen met mijn walkman op, dat er aan mijn mouw werd getrokken. Ik opende mijn ogen en zag een ongewassen man voor me staan die een bekertje voor mijn neus hield. Hij had een accordeon op zijn buik hangen en keek me vragend, nee niet eens vragend maar verwachtend, aan.

Ik ben nog nooit zo kwaad geworden. Het liefst had ik de trein gekaapt om met volle vaart en in één ruk door te rijden naar zijn vaderland, zodat ik hem daar persoonlijk kon deporteren. Flikker op zeg, als ik muziek wil horen dan zet ik wel mijn MP3-speler aan. En als ik Inca’s of zigeuners wil zien dan lees ik wel een album van Kuifje.

Straatmuzikanten in Nederland? Ik zou zeggen, eigen draaiorgels eerst! Want die zie je nergens meer, ze zijn gewoon weggepest. Waar is het gezellige draaiorgel met melodietjes als ‘Tulpen uit Amsterdam’ en ‘Oh Waterlooplein’? Ik wil weer terug naar die dikke gezellige man met een aapje op zijn schouder, die een dieselmotor zijn muziek laat draaien, muziek die amper boven het gezellige geronk van de motor uitkomt en zelden vals klonk. Draaiorgels die je voor elke winkel tegenkomt en waarbij diezelfde dikke man een verguld centenbakje in je gezicht duwt. He, gezellig dat waren nog eens tijden. Kon ik echt u-ren naar kijken. “Kom je mee, Stefan?” “Nee, nog héééél even kijken.”