Column: Cultuurshock

Bas (Tha_BlonT)
Nooit heb ik begrepen wat deze woorden betekenden totdat ik woensdagochtend vroeg in Nepal landde. Het Derde Wereld-land bij uitstek om mijn ontdekkingsdrang naar het leven in al zijn facetten te beginnen. Met een creditcard, een rugzak en mijn Westerse manier van denken draaide mijn maag zich al bij de eerste wc om. Welkom in Nepal!

Om maar meteen dramatisch te beginnen, er is geen enkele overeenkomst tussen mijn lieflijke woonplaats op de Veluwe en Kathmandu, Nepal. Engels is gebroken, auto's stormen net zo hard op je af als een touristguide of taxichauffeur, het verkeer rijdt links, maar toch ook weer rechts, als ze al niet in het midden de weg vrij maken met hun constante getoeter. De taxi's zelf zijn kleine driewielers die bestemd zijn voor 5 personen maar waar er minstens 13 ingaan. De wegen zijn meer gaten dan asfalt, honden en koeien wisselen elkaar af op de stoepen en verhinderen je om bij de winkeltjes te komen die enkel koekjes, fotorollen en Coca-Cola verkopen. Waar de volgende winkel begint is niet geheel duidelijk, aangezien ze naadloos in elkaar overgaan van bouwvalligheid. Eenmaal in mijn hotel wordt het erger. Ik bedoel hostel, beter nog, kostschool. Want ik doe vrijwilligerswerk en ik slaap bij een kostschool. De klassen zijn naast mijn kamer en de kinderen mogen mij om vijf uur 's ochtends wakker maken met het blije Nepalese gekwetter. De kamer zelf is een bouwval, oud rieten bed, oud rieten kast, oud alles. De wc is een verdieping hoger, via de buitenomgang en is een stukje beton met een slecht werkende doorspoeling. Althans, de familie spoelt gewoon eenmaal in de zoveel tijd door. Mijn maag draait zich nogmaals om. Ik dacht op alles voorbereid te zijn maar wordt heen en weer geschud op mijn Westerse fundamenten. De pilaren wankelen en storten na een dag met donder en geweld in. Ik weet niet meer wie ik ben, wat ik hier doe en ik voel me doodongelukkig met mijn status als Westerse rijke toerist die alles mag en bijna net zo vereerd wordt als de duizenden goden die hier een plaatsje verworven hebben in het dagelijkse leven. Deuren die gesloten zijn voor Nepalezen gaan voor mijn blonde haren open. Ik voel me door en door slecht en bijzonder bevoorrecht door simpel in een land als Nederland geboren te zijn. Ik dacht een wereldburger te zijn, maar nu pas zie ik dat ik een gore kapitalist ben met wat idyllische gedachten over een perfecte wereld.
En nu zit ik hier, afhankelijk van de enorme gastvrijheid van mijn vriendelijke kostschooleigenaars. Zonder enig spoor van vermoeidheid geven ze me gekookt water en simpel voedsel om me maar zo goed mogelijk te kunnen aanpassen aan de nieuwe omstandigheden en me lopend door het leven te kunnen laten gaan.

Ik ga vrijwilligerswerk doen en mag hiervoor mensen interviewen die een grote invloed hebben gehad in de Nepalese kunst (muziek, foto, schrijven). Ik mag erheen vanwege mijn goede scholing. Mijn Engels is net zo goed als dat van hen maar zij kunnen het niet toepassen, zij hebben het enkel uit hun hoofd geleerd en nooit gebruikt. Opnieuw davert het in de fundamenten van mijn ego. Alles is mij gegeven en dit is hoe het ook had kunnen zijn. Hoe kan ik ooit nog iets als waar beschouwen als ik gewoonweg geluk heb gehad. Waarop kan ik ooit nog een beroep doen als ik gezien heb dat zelfs primaire basisbehoeften niet per se vervuld hoeven te worden. En hoe kan ik me in godsnaam ziek voelen van dit alles, wanneer ik met het simpele bedrag op mijn creditcard langer vakantie kan vieren dan de gemiddelde levensduur van een Nepalees?

Maar langzaam kom ik de shock te boven. Worden de wegen normaal en spring ik uit gewoonte opzij voor de aanstormende monsters. Drie dagen en ik voel een nieuwe ik samengesteld worden. Opgebouwd uit de brokstukken die eens mijn ego waren. Ik denk aan de wijze woorden van mijn gastheer die mijn zielige verontschuldigen dat ik me niet op me gemak voel van de tafel veegt.

Use that, it was given to you for a reason.