Column: Cry Freedom, Laugh Money

Menno (Mennosson)
Afgelopen zaterdag ging ik met een stel vrienden lekker een biertje doen in de plaatselijke dart-kroeg. Niet dat het zo'n swingend café is, maar voor een tussenbiertje en een leuk gesprek is het ideaal. Het is vrijwel verlaten, twee mensen darten en de barman heeft slechts 1 krukbezetter te bedienen, tot dan toe dus. Wij schuiven aan en bestellen een rondje en ach, omdat er toch maar 1 klant extra zit, gaat er ook een glas voor hem in de order. Hij bedankt ons en zegt dat hij net weer terug is in Nederland, hiervoor had hij meer dan 55 jaar in Zuid-Afrika gewoond. De barman zet de glazen voor ons. De man stelt zich voor en heft zijn glas! Wij doen zijn gebaar na en als hij na de eerste slok zijn bovenlip ontschuimt met zijn onderlip, begint hij met zijn verhaal.

"Ja jongens, Zuid-Afrika is zo'n mooi land hè. Ik heb er het grootste gedeelte van mijn leven gewoond. De hedendaagse toestand is een schim vergeleken bij hoe het in de glorietijd was. De criminaliteit hè, die is veel te groot geworden. Maar ik zal beginnen bij het begin. Na de tweede wereldoorlog was het erf en een deel van de boerderij van mijn, kort daarop overleden, vader verwoest. Overal heerste ondanks de bevrijding een rotsfeer hoor! Dat vergeten veel mensen! De toekomst zag er heel somber uit. Mensen in Nederland waren om het hardst bezig te bewijzen dat ze verzet hadden gepleegd, om maar van verdenking van collaboratie vrijgepleit te zijn. Secreten, uitvreters, werden het, je moest op gaan passen dat je buren je niet aangaven als oorlogsmisdadiger, omdat je ooit onder druk je melk had afgegeven aan de Duitsers voor het met geweld afgepakt kon worden. Ach jongens, een rottijd was het gewoon. Dus toen wij onze kans schoon zagen, hebben we met ons laatste geld alles achtergelaten en zijn we gaan varen naar Zuid-Afrika. Een kennis die er al wat jaren zat had er veel mooie dingen over verteld. Hij had ook het een en ander al geregeld, toen wij aangaven de emigratie te ondernemen. En werkelijk waar, je had het moeten zien, zoooo mooi en zoooo groot daar allemaal. We waren in het paradijs aangekomen. De mensen waren vriendelijk, en echt helemaal niet zo onderdrukt als vele Nederlanders hier altijd maar denken. De zwarte bevolking had gewoon banen bij de boeren en kregen daar geld, eten en onderdak voor. Ze waren dankbaar en we leefden echt in harmonie"
-Werden die mensen dan niet heel slecht betaald?
"Nee hoor dat viel allemaal best mee, kijk ze hadden ook hun woning aan je erf en ze aten gewoon mee, dus hadden ze ook minder geld nodig en konden ze goed rondkomen en wij hadden een goede band met ze. Ze werkten harder dan een knecht, die wij ooit in Holland hadden gezien en waren ook veel gemoedelijker in de omgang. Altijd mooi weer was voor ons boeren ook zo’n welkom fenomeen. Oogsten waren prachtig en groot in kwantiteit! Ja jongens, dat was het land van mijn dromen. Als ik in Nederland was gebleven had ik de dubbeltjes nog steeds om zitten draaien, terwijl ik nu heerlijk in de stralende zon het hele jaar kon verdienen en we hadden een overheid die het ons boeren naar de zin wilde maken. Niet al die zeurderige regeltjes die jullie hier kenden en nog steeds eigenlijk hebben. Laat me wel even duidelijk maken dat we geen voorstanders waren van een regime dat klassejustitie kende uit naam van apartheid. Neen, integendeel we hebben destijds, samen met onze zwarte arbeiders, veel toespraken van Winnie Mandela bezocht die toentertijd, namens haar gevangen genomen man, het gevecht aan ging met de zittende regenten."

De man stopt zijn verhaal om een slok, nou eigenlijk eerder een glas legende teug, van zijn bier te nemen en wij blijven met gespitste oren wachten op het vervolg van het verhaal. Er loopt een groepje jongens binnen, voorbij ons, richting de gokkasten. De man kijkt op van zijn glas en heeft een soort verwijtende blik in zijn ogen, tot hij mompelt: "Uitvreters!"

Ik vraag hem of hij daarmee het regime van De Klerk bedoelt, of de eerder als uitvreter bestempelde, paranoïde en iedereen verradende buren van vlak na de tweede wereldoorlog bedoelt. "Er zijn wel een hoop Turken hier hoor," zegt hij, "Ja, ik heb het er niet op, op die uitvreters." Stomverbaasd, mede doordat ik nog in zijn beginnende ANC verhaal zat, vraag ik hem waarom ze zo nodig meteen uitvreters zijn. "Ik ken één van die jongens en die heeft een goede baan als IT-er bij DE bank. En buiten dat feit, al wist je niets van die jongens vind ik het een beetje raar om meteen een stempel op iemand te drukken die je niet kent verder en zeker omdat je net over Mandela begon en dat je niet voor apa..." -"Ja," onderbreekt hij mij, "das dan misschien toevallig wel één van de, weinige, goede Turken maar het merendeel komt hier toch op onze zak teren. Alle sociale voorzieningen gaan al naar de klote in dit land en zij komen hier hun zakken ermee vullen om vervolgens afgeladen in Turkije als God in Frankrijk te leven.""Hoe kom je daar nou bij man?" "Dat doen al die buitenlanders toch?" zegt hij, "Ik geef toe je hebt er goeie tussen, maar het merendeel zijn gewoon profiteurs."Duidelijk hoorbaar zet ik mijn glas terug op de bar en vraag de pedante zak of hij wel eens stil heeft gestaan bij de redenen die veel immigranten hebben om hier naar toe te komen, om huis en haard achter te laten in de HOOP op een beter bestaan elders. Laaiend van emotie som ik voor hem op: "vaak leefden die mensen in landen waar oorlog is of is geweest, armoede, honger, om maar te zwijgen van schending van alle denkbare mensenrechten. Vaak hebben ze een regering die hen alleen maar gebruikt en onderdrukt, en ja vaak hebben ze gehoord van, hoe rijk je kan leven als je toch in het westen zou zitten, bijvoorbeeld in Nederland. Geef ze eerlijk gezegd, en daarbij jezelf in de spiegel bekijkend, eens ongelijk! Maar ik weet wel waarom jij denkt dat ze, als ze die rijkdom hebben, weer zullen terugkeren. Jij bent toch ook weer terug in Nederland."

De man staat op, zijn trots is gekrenkt en om dat kenbaar te maken zwijgt hij verder. Ons alleen achterlatend met een blik in zijn ogen die positivisme in zijn gemoedstoestand verder uitsluit. De enige gedachte die, vermoed ik, in hem omging op dat gespannen moment was: "Het zijn ook allemaal uitvreters hier."