De jongerencamping

Jelmer (deurmat)
Mooie zomeravond. De jongerencampings stromen langzaam leeg richting discotheek. Als een groot infantiel genootschap lopen ze over de dorpsweggetjes, in de hoop een bushokje tegen te komen. Ik zit met vrienden op een dakterras. Uiteraard niet mijn dakterras. We drinken een biertje en kijken uit over het water. Ze is vlakker dan ooit en de wegebbende zon maakt het plaatje compleet. Af en toe klappert er een vlag, of blaft er een hond. Vanuit de boxen klinkt mooie muziek en we praten over alles en tegelijk helemaal niets.

Achter ons krioelen nog altijd jongeren rond. Ze voeren conversaties die het niet halen bij het niveau van Pino van Sesamstraat. Ze lopen in een rijtje over het fietspad. Het lijken de zeven dwergen wel. Waren het er maar zeven. Onderhand is heel de camping uitgetrokken om zich het nachtleven in te werpen. Meisjes met enge snauwende accenten lopen, al kauwgom kauwend, rond in korte truitjes. Ze zijn op zoek naar jongens (bij voorkeur grote sterke negers) om na sluitingstijd genomen te worden in hun Vroom & Dreesmann tenten. Het zal hun bedpartner een zorg zijn dat het liefelijke meisje pas ver volgend jaar vijftien wordt. De jongens lopen rond in de nieuwste merkkleding en praten met een zodanig volume, dat je je afvraagt of ze serieus denken dat heel het dorp geinteresseerd is in hun bescheiden avonturenbundel. Oja, iedereen rookt. Ze wanen zich in Salou, of Lorret de Mar, terwijl ze de boerderij van boer Pollemans voorbij lopen. Daarbij koesteren ze allen de valse hoop dat er elk moment een camera van een willekeurig commercieel tv-station voor hun giechel zal verschijnen (ik zal de naam SBS6 niet noemen, want dat blijkt nogal gevoelig te liggen bij de trouwe aanhang). Helaas, geen tv-camera. Ze hadden zich later graag terug gezien op televisie, waar ze vakkundig de leuzen "heeeeeee", "hooooooo" en "neukuuuuh" uit hadden geroepen, dit in combinatie met wat onverklaarbare yoyo-nigger handbewegingen, agressieve ongecontroleerde sprongen en meisjes die met kleren aan bereden worden door doorgeslagen feestvarkens. Verder zal er nog wel het een en ander gevochten worden en zullen de meelopers al hun gedronken bier aan het eind van de avond in verzuurde vorm aan de gootsteen schenken. Waar is het allemaal goed voor? Op Terschelling schijn je jezelf bijna dood te moeten zuipen, voordat je respect hebt gewonnen. Dat is geen feest meer te noemen, dat is doorgeslagen lompheid.

Ik vraag me af of ik nu mijn eigen saaiheid tegengekomen ben. Ik had daar ook tussen kunnen lopen (sterker nog: ik kan het nog steeds), maar ik heb het nooit gewild. Ben ik wellicht een prachtige tijd misgelopen? Een tijd vol met glazen bier, jong vrouwenvlees, grote feesten, beschonken in je tent liggen en elke avond sex met een ander meisje. Ongekende vrijheid en hoog-puberale rebellie. Toch doen deze gedachten me niet veel. Als ik een nieuw leven mocht starten dan had ik het weer niet gedaan.

In de zomer blijven we heerlijk op het dakterras. We ontlopen de massa, kijken naar het water. Soms danst het, soms niet. De vlag klappert nog steeds. De hond is gaan slapen. Bij sluitingstijd worden we nog eenmaal getrakteerd op het dronkenmanstoneel. Onder luid gezang en geschreeuw komen alle feestvarkens terug op de plaats van bestemming. Wat een vreemd volkje eigenlijk. Als dit onze toekomst is, moet ik dit soort mensen dan voorstellen als duizenden kleine Johan Vlemmixjes? We drinken nog even door en kijken naar de dobberende bootjes. We hoeven niet meer te zeggen dat we het mooi vinden. Dat is al vaak genoeg gezegd. We zwijgen tot de muziek haar einde heeft gehaald. Dan gaan we slapen.

Even verderop wordt een schattig blond meisje ontmaagd door een volslagen onbekend persoon. Ze huilt zachtjes van de pijn.