[Opinie] Motie-Becker is schadelijk voor bijna hele politiek

De VVD, ooit een partij die zich profileerde als liberaal en midden-rechts, lijkt de laatste jaren steeds verder op te schuiven richting het politieke discours van de PVV. De recente motie van VVD-Kamerlid Becker illustreert dit fenomeen op pijnlijke wijze. Haar idee om culturele en religieuze normen en waarden van een specifieke bevolkingsgroep bij te houden, is tekenend voor het huidige VVD-beleid dat steeds sterker afwijkt van het liberaal gedachtegoed. Het lijkt in plaats daarvan eerder een poging om een deel van de samenleving als problematisch te bestempelen. Dit sluit naadloos aan bij de retoriek die de PVV al jaren voert, waarbij migranten vaak worden gezien als de oorzaak van maatschappelijke problemen. Dat deze motie met zulke brede steun werd aangenomen – inclusief stemmen van partijen zoals de SP, CDA en ChristenUnie – wijst ook op een gebrek aan alertheid en een zorgwekkende bereidheid om problematisch beleid te onderschrijven zonder grondige overweging.

De reacties van de partijen die aanvankelijk voor de motie stemden, zijn opmerkelijk. SP-leider Jimmy Dijk gaf in een video op X toe dat zijn partij een ‘verkeerde afweging’ had gemaakt en onvoldoende had stilgestaan bij de implicaties van de motie. Hij benadrukte dat de SP de motie steunde om ‘het debat op basis van feiten te kunnen voeren’ en om aan te tonen dat ‘veel mensen zelf succesvol aan hun integratie hebben gewerkt’. Dit argument klinkt echter zwak, gezien de formulering van de motie en de bijbehorende reacties die al snel duidelijk maakten hoe polariserend deze was. De SP heeft, zoals Dijk erkende, een fout gemaakt door de motie niet beter te wegen. Toch blijft het opvallend dat een partij met een historie van solidariteit met gemarginaliseerde groepen zich liet verleiden tot steun aan een voorstel dat zoveel weerstand oproept.

Ook het CDA en de ChristenUnie trokken hun steun voor de motie later in. Henri Bontenbal, fractieleider van het CDA, verklaarde op X: “De pijn en onzekerheid die dit bij mensen teweeg heeft gebracht, kan nooit het doel zijn van welke motie dan ook.” De ChristenUnie, vertegenwoordigd door Mirjam Bikker, liet weten dat de fractie ‘een andere weging had moeten maken’ en dat zij ‘beter had moeten aanvoelen hoe deze motie zou bijdragen aan gevoelens van uitsluiting’. Het feit dat beide partijen pas na publieke verontwaardiging tot deze conclusie kwamen, roept vragen op over hun oorspronkelijke overwegingen en de mate waarin ze bewust waren van de sociale impact van hun stemgedrag. De verklaring van Don Ceder, ChristenUnie-Kamerlid, dat de timing en context van de motie begrijpelijkerwijs veel stof deden opwaaien, wijst op een structureel probleem in de haastige wijze waarop moties worden behandeld in de Tweede Kamer.

De motie-Becker is in dit opzicht niet slechts een incident, maar een symptoom van bredere tekortkomingen in het politieke proces. Het feit dat er wekelijks honderden moties worden ingediend en behandeld, zonder dat er altijd voldoende tijd is om deze zorgvuldig te overwegen, leidt onvermijdelijk tot misstappen. Dit werd ook expliciet benoemd door het CDA, dat in een eerdere stemverklaring aangaf dat de lange lijsten met moties op dinsdag een structureel probleem vormen. Deze werkwijze ondermijnt niet alleen de kwaliteit van het democratische proces, maar ook de geloofwaardigheid van de partijen die deel uitmaken van dat proces.

Naast de procedurele tekortkomingen is er ook de morele dimensie van de motie die niet genegeerd mag worden. De implicatie dat mensen met een migratieachtergrond extra gecontroleerd zouden moeten worden op hun culturele en religieuze waarden is inherent discriminerend. Het is een vorm van stigmatisering die haaks staat op het gelijkheidsbeginsel in artikel 1 van de Grondwet. Zoals GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans benadrukte: “Het is fundamenteel in strijd met ons eerste Grondwetsartikel, het gelijkheidsbeginsel. Het is in strijd met de rechtsstaatverklaring die de coalitiepartijen hebben opgesteld, maar waar zij geen moment naar om lijken te kijken.” Dat een motie met zulke duidelijke ethische bezwaren toch brede steun kreeg, is een zorgwekkend teken van de normalisering van retoriek die discriminerend van aard is.

De verdediging van Bente Becker, dat haar motie ‘uit zijn verband is gerukt’, overtuigt niet. Hoewel zij in een video op X stelde dat ‘een aantal woorden uit de motie uit context is getrokken’ en kritiek uitte op de tegenstanders van de motie, verandert dit niets aan de fundamentele problemen met het voorstel. Daarnaast is de context van haar motie overduidelijk: die van een politiek discours waarin fanatiek competitie gevoerd wordt over wie het effectiefst electoraal kan profiteren van afkeer van mensen met een migratieachtergrond.

Beckers opmerking dat ‘linkse partijen van oudsher gewend zijn het integratieprobleem te ontkennen’, doet bovendien weinig om de bezorgdheid over de motie weg te nemen. Het lijkt eerder een poging om de aandacht af te leiden van de inhoudelijke kritiek en de verantwoordelijkheid af te schuiven op politieke tegenstanders.

De motie heeft niet alleen geleid tot verontwaardiging onder burgers en op sociale media, maar ook tot concrete acties zoals een petitie waarin wordt opgeroepen om de motie ‘zo snel mogelijk ongedaan te maken’. Deze petitie is inmiddels meer dan 40.000 keer ondertekend, wat illustreert hoe breed de weerstand tegen het voorstel is. Staatssecretaris Teun Struycken, die aangaf geschokt te zijn door de motie, heeft ook expliciet verklaard dat het kabinet ‘geen opvattingen van mensen met een migratieachtergrond gaat bijhouden’. Dit geeft aan dat zelfs binnen de uitvoerende macht weinig steun bestaat voor het idee achter de motie.

Toch blijft de vraag hoe een dergelijk voorstel ooit zover heeft kunnen komen. Het wijst niet alleen op een gebrek aan zorgvuldigheid bij de indieners en stemmers, maar ook op een politieke cultuur waarin stigmatiserende ideeën steeds vaker salonfähig lijken te worden. De VVD heeft hierin een centrale rol gespeeld door het voorstel in te dienen en te verdedigen, ondanks de voorspelbare kritiek en de schadelijke impact ervan. Dat andere partijen zich daarbij hebben laten meeslepen, benadrukt de noodzaak van een kritische herziening van de parlementaire werkwijze en een hernieuwd besef van de waarden die ten grondslag liggen aan onze democratie.

De controverse rondom de motie-Becker zou een wake-upcall moeten zijn voor de nationale politiek. Het is niet genoeg om achteraf spijt te betuigen of de verantwoordelijkheid af te schuiven op de context of de procedure. Politieke partijen moeten zich bewust zijn van de implicaties van hun keuzes en van de morele verantwoordelijkheid die zij dragen. Bovendien moet er echt een einde komen aan de enorme hoeveelheid moties die worden ingediend. Alleen door deze verantwoordelijkheden serieus te nemen, kan het vertrouwen van burgers in de politiek worden hersteld en kan worden voorkomen dat slecht of zelfs kwaadaardig beleid wordt genormaliseerd.