Apart (2) - Lotgenoten (0048)

De grote zwarte man sprak iedereen aan die bij hem in de buurt kwam. Dat waren niet veel mensen; het was nog vroeg. Maar als er wel iemand hem tegemoet liep, dan galmde zijn luide stem door de stationshal. Een stukje van hem af, naast de witte piano, stonden twee grote plastic tassen. Af en toe liep hij ernaar terug en bleef hij er even bij staan. Tot er weer iemand langs hem heen liep. Dan kwam hij weer in beweging en liet hij de tassen achter. De meeste mensen ontweken hem, gaven geen antwoord of stapten in een wijde boog om hem heen. De man riep hen verward iets na.

Zijn luide stem deed pijn aan mijn oren. Het duurde nog even voor mijn bus kwam. Als ik gespannen ben, dan komen geluiden anders bij mij binnen. Dan kan ik niet te veel verschillende geluiden door elkaar aan; het wordt al gauw lawaai. Het is het gevolg van de fikse tik die mijn hersenen hebben gekregen, hoe lang is dat nu al geleden? Ik houd het niet meer bij en om mijn hoofd ermee te pijnigen, dat heeft nu geen zin. Feit is dat ik drukke of rumoerige ruimtes liever niet op zoek. Een feest is voor mij doorgaans geen feest. Een gezellig avondje in een restaurant of café duurt voor mij niet lang. Afhankelijk van de akoestiek houd ik het na enige tijd voor gezien. Het ligt ook niet aan de omgeving; het zegt alles over mij.

Maar deze meneer was anders. Hij brulde onsamenhangend, nu weer tegen de mevrouw die de vloer schoonhield met een bezem en een klein opveegblik met een lange steel. Met wild zwaaiende bewegingen probeerde hij haar iets duidelijk te maken en nu pas zag ik dat hij een zwarte cape of dergelijke droeg. Toen de schoonmaakster geen reactie gaf, draaide de donkere man zich om, riep nog iets onverstaanbaars en leek weg te lopen, maar keerde toch weer terug. Met weidse gebaren verkondigde hij iets. Iets wat ik niet verstond, maar in alle hevigheid door mijn hoofd sneed. Waarom was er niemand om hem naar buiten te begeleiden?

Ik probeerde me ervoor af te sluiten en richtte me op de aankomende bussen, iets verderop. Die maakten sinds enige tijd ook weer meer geluid. Eerder waren de stinkende streekbussen vervangen door stille elektrische exemplaren, maar nu was de aanbesteding naar een ander vervoersbedrijf gegaan en die had de voertuigen niet overgenomen. Op het traject naar het werk rijden ze weer, de ronkende en riekende diesels. Schandelijk, vind ik het.

Plots was het stil. Ik draaide me om en keek. Was hij weg? Het leek erop. Ik hoorde geluid van een zware motor. Kwam mijn bus er al aan? Het was een bus, maar deze moest ik niet hebben.
Toen klonk er een ander geluid. Ik keek weer. De man zat achter de piano en speelde. IJle tonen, ondersteund door warme akkoorden. Hij kon het.
Daar was de bus. Ik liep erheen en passeerde de piano. 'Mooi,' zei ik tegen hem. 'Dank je.'
Hij keek op onder het spelen. De verbeten trek verdween en er verscheen een glimlach op zijn gezicht. Hij boog.

Wat een avonturen weer.

-
Apeldoorn, december 2022