La Douce France

Met zijn drieën de camionette in, richting La Douce France. We waren nog geen tien kilometer ver en stonden al in de file. Dankzij de vraag van onze geweldige chauffeur of ik men smartphone niet wilde linken met zijn bluetooth radio, bleek mijn smartphone nog naast de pot te liggen, tien kilometer terug in de bedwelmende dampen van mijn laatste grote boodschap boven in mijn badkamer. Om voor de eerste van de vele malen mijn naam waar te maken, begon de reis die normaal acht uur zou duren aan haar eerste verlenging van drie kwartier. Over de reis van normaal acht uur rijden, hebben deze drie zondaars dertien uur gereden, te danken aan de twee passagiers, een fles wodka, een sixpack of drie, en de nodige plaspauzes. Maar we reden zonder zorgen naar morgen, richting La Douce France en douce was ze zeker.  Op een wazig wolkje zweefde ik de ochtend in richting kater. 

Ik had men visgerief meegenomen en was geëquipeerd om de meest gekende zoetwatervissen boven te halen. Onze vierde man was met de auto gekomen, samen met zijn twee zonen, twee jonge zieltje van acht en tien zagen mij aankomen met al men visgerief. Binnen de tien seconden stonden er twee jonge vissertjes voor mij zonder dat ze ooit een visstok hadden vastgehad. De drie dagen daaropvolgend ging deze genieter dus vissen met twee groene snaken en hun vader. De eerste dag en in de vroege avond zijn we met twee simpele stokjes gaan spinneren. Zonder succes uiteraard, wat ik op voorhand wist, want met een lawaai makende bende, inclusief twee kibbelende bengels scoor je niet bij het visbestand in een vergeten privé putje ergens in een dalletje in La Douce France. Ook ben ik nooit erg sterk geweest in spinneren, het was eerder een dingetje van mij om de put te gaan verkennen en niet ineens al men visgerief te moeten verzeulen door een zonnetje dat net geen veertig graden aantikte. Ik ben een zeer goede visser maar met de vaste stok en dopper. Ik vis graag op alles wat een maai lust en op karper, met drijvend brood, met boelies, met mais en maaien. Het liefst reeds van 5.30u ’s morgens en ik doe het nog veel te weinig.

Tot groot ongenoegen van de twee bengels en volgens het geloof van deze hun vader, werd er dus de eerste maal vissen niets gevangen. Ik wist wat voor een put het was en vermoedde dat er buiten de nodige voorn en zonnebaars, ook wel een grote baars en een snoek of drie de populatie gezond hield. Ik zag namelijk veilig tussen het wateroppervlak en een twintigtal centimeter onder water staand betonnen steigertje sprot zwemmen, grote sprot, centimeters groot. Ik zag voor mij in gedachten een volgeladen vijver vol vis, maar kreeg mijn kameraad tevens vader van de twee bengels niet overtuigd dat er werkelijk vis op deze put zat, volgens hem zat er zelfs geen enkele vis op en zouden we dus morgen ook niets vangen, we zouden beter een andere plaats opzoeken. Tot ergernis van de ervaren visser in mij zou het nog een twintigtal uren duren en een hoop gezaag met de vraag “wanneer gaan we vissen?” vooraleer ik mijn gelijk zou krijgen, en gelijk kreeg ik.

De dag nadien in de vooravond hebben we een tiental voorns gevangen, mooie grote vissen van gemiddeld twintig centimeter met sommigen bijna dertig centimeter, en dat met enkel een tot wormpje gekneed stukje Frans brood aan de haak. De dag nadien hebben we een halve dag staan vissen, niet met brood, maar met maïs uit blik die we in de intermarché vonden. We vingen bijna twintig vissen waaronder een grote baars van dertig centimeter, officieel groot genoeg om te slachten en op te eten. Wat toen ook gebeurde, want er waren twee bengels aanwezig die al mijn verhalen graag werkelijk zagen worden. Met een tik op de kop en een spat bloed werd de baars in het gras gelegd om later vanaf de aars tot tussen zijn kieuwen opengesneden te worden en van zijn darmen, luchtblaas en dergelijke ontdaan te worden. Deden we dit niet, zou onze vis heel snel slecht worden en vies smaken in de pan. De schubben werden eraf geschraapt en heel de vis werd afgespoeld onder de kraan om direct erna in de pan te belanden. Drie paar ogen keken verbaast hoe de baars het barbaarse ritueel onderging, zelf zouden ze het nog niet durven, toch was het mij een groot genoegen om mijn kennis door te geven. De wereld is weeral drie vissers rijker en de put een bazig baarsje armer.

Het mooie van vissen is het geduld. Vissen is geduld, en achter dat geduld schuilt kennis, ervaring en techniek. Niets van de gewoon geworden “go-go” mentaliteit zal zorgen dat je sneller vissen vangt, net het tegendeel is waar. Rust langs de kant, niet roepen, niet lopen, niet stompen, niets doen wat niet natuurlijk is, en geduld hebben. Het rustig naar je dobber staren en je aanslag niet missen, dan die strakke lijn, dat maakt mij content en nog meer content was ik toen om in La Douce France te vertoeven.