Balkonscène (1) - Lotgenoten (0036)

Lotgenoten,

Het vroege licht is voorzichtig over de hoge daken gepiept en valt als een soort bevrijding op de ramen van het flatgebouw hiertegenover. De lantaarns zijn een kwartier geleden uitgeploept. Op straat is het nog doodstil, met uitzondering van die enkele fietser die de weg zoekt langs de winkels. Ook de verlichting van de reclame in de bushalte is uit. Langs het voetpad stroomt de beek door een betonnen goot. Een rat schiet weg onder het voetgangersbruggetje. Wind ruist door de paar bomen die langs de weg staan. Het is niet koud, bijna aangenaam zelfs. Zie, daar komt een stadsdienst. Die rijdt tegenwoordig elektrisch, dus die hoor je nauwelijks. Hij hoeft niet bij de halte te stoppen, want daar staat niemand en het is de eerste halte na het vertrek van het busstation. Als de bus voorbij rijdt, zie ik dat hij nog leeg is.
Ik zit op het balkon en kijk vanaf de tweede verdieping mijn ogen uit. De stad wordt langzaam wakker.

Daar heb je de oudere heer met de rollator. Hij steekt de straat over. Aan de overkant staat een flatgebouw, waarin op de begane grond winkels zijn gevestigd. Links ervan bevindt zich een groot kantorencomplex. Daar loopt de meneer naar toe. Voor het gebouw staan grote plantenbakken. De man loopt erheen en hij verdwijnt erachter. Ik weet wat hij gaat doen. Tussen twee struikjes door zie ik hem bezig. Hij trekt iets uit de plantenbakken en legt dat in het mandje van zijn rollator. Wat zou het zijn? Onkruid? Of jonge aanplant die hij thuis in zijn tuin zet? Zijn het bladeren die hij gebruikt voor een herbarium dat hij bezig is te vullen op de dagbesteding? Ik weet het niet. Iedere morgen steekt de meneer over en gaat hij naar de plantenbakken. Ik ben hem wel eens tegengekomen, iets later en een paar straten verderop, tijdens mijn rondje hardlopen. In het voorbijgaan kon ik toen niet zien of hij iets in zijn mandje had liggen dat hij uit een plantenbak gerukt kon hebben. De meneer is inmiddels stevig doorgestapt en om de hoek van de straat achter het kantoorgebouw verdwenen.

Maar wat is dat!? Daar komt zo'n scooter over het fietspad gescheurd. Met een lawaai dat je niet wilt weten. Het zal op zich wel meevallen met dat lawaai, maar omdat de straat nog leeg is en omgeven is door hoogbouw, galmt het enorm. Het geluid van de scooter doorbreekt de stilte ruw. Overdag is het vaak nog veel erger. Je hebt van die gasten die met hun motor door de straat racen omdat het zo lekker resoneert. Gisterenmorgen vroeg was er eentje die het wel heel bont maakte. Die crosste gewoon over het voetpad, vlak onder de luifel van de winkels door, voor een nog beter effect. Je zal er maar net lopen en nog geen hartverzakking hebben. Op de scooter zit een man. Zou hij die scooter gebruiken omdat hij zo dik is dat hij niet kan lopen of is hij zo dik geworden van de weinige beweging die hij krijgt doordat hij te pas en te onpas die scooter gebruikt? De scooter rijdt trouwens niet eens hard. Als je fietst ga je sneller. Pas op, meneer! Daar aan het eind van de straat is een bocht! De man hoort mij niet. Ik riep ook niet. Ik denk alleen maar.

Daar komt de oude mevrouw met haar oude hondje aangelopen. Ze stapt met kleine passen en haar grijswitte krulhaarhondje waggelt met nog kleinere pasjes voor haar uit. Ze zijn vast naar het parkje verderop geweest. Ik kom ze daar vaak tegen, ook 's morgens vroeg als ik terug kom van mijn ronde hardlopen. Dan groet ik de mevrouw, maar ze zegt nooit iets terug, want ze is druk in gesprek met het oude beestje. Ze heeft een lange regenjas aan en ik weet dat ze eronder nog haar witte nachtjurk draagt. Straks verschijnt ze op haar balkon, hier schuin tegenover, ook op twee hoog. Weer of geen weer, de deur van haar appartement staat wagenwijd open. Ook vanmorgen heeft ze haar lange grijze haren in een staart. Zie, daar is in de buurt van de voordeur van haar flat. Zoals altijd laat ze de riem los. Zelf strompelt ze naar de openbare prullenbak om daar het drollenzakje in te doen; het hondje waggelt alvast op zijn korte pootjes naar de deur. De mevrouw bukt en pakt de riem op. De deur zwaait open en de straat is weer leeg.

Niet lang. Verderop is ook weer wat gaande. Ik buig voorover op mijn stoel om alles maar te kunnen zien. De stad wordt wakker.

Wat een avonturen weer.

-
Apeldoorn, september 2021