Hoog tijd voor een kroegverhaal (22)

Dat vind ik ook. Daarom begin ik er een. Probleem is echter dat de kroeg gesloten is. Eigenlijk heb ik er tegenwoordig zelden zin in om naar het café te gaan. Daar heb ik talloze redenen voor, maar er zijn ook redenen om wél eens een bezoek te brengen aan de kroeg. Aangenaam gezelschap, bijvoorbeeld. Of een bandje dat er speelt en dat ik wil horen. Doordat er een besmettelijk virus over de wereld rondwaart, kunnen we momenteel het gezelschap groter dan één persoon niet opzoeken en kan ik nergens een bandje in levenden lijve aanschouwen. Een tijdje rust en in afzondering doorbrengen vind ik niet erg, maar het begint wat lang te duren. Tanden op elkaar.

Ik wandelde door het centrum van ons zo majestueuze Apeldoorn. 'Vermijd drukte' riep het grote verrijdbare display. Dat is wat lastig voor mij, want ik woon in dat centrum van ons zo majestueuze Apeldoorn. Als ik de drukte wil vermijden, moet ik er eerst doorheen om mij vervolgens naar rustiger oorden te begeven. Dat deed ik dus.
Even verderop bevond zich een stadspark. We hebben er een paar. Het was dat ene. Gut, hoe heet het ook weer, soms lijkt het of ik dement word en o ja het Oranjepark. De naam heeft niets van doen met de kleur van de algen uit de vijver van het park, maar komt door de koninklijke status die Apeldoorn heeft. Die status is terug te vinden in Paleis Het Loo en de kroondomeinen waarin onze koning jaarlijks persoonlijk het wild komt uitdunnen. Het paleis heeft ook een park, maar je moet dokken om daarin te mogen wandelen, dus hield ik het bij het gratis Oranjepark.
(Allemensen, wat een inleiding. Dat belooft nogal voor de rest van deze uiteenzetting. Houd je hart maar vast vast.)

Was het druk in het park? Wat is druk? Het waren gelukkig geen Vondelparktaferelen zoals we die een week terug konden zien. Wel zaten er her en der koppeltjes of trio's mensen in het gras of op een bankje. Ik kuierde over het pad dat zich rond de vijver slingerde.
'Hé Bas,' hoorde ik.
Ik keek schuin achter mij. Dat was waar de stem vandaan kwam. Daar liep Mara. 'Dag Mara,' zei ik.
'We moeten nodig eens bijpraten,' zei ze, terwijl ze naar mij toe kwam.
'Ik moet helemaal niets,' zei ik en wilde doorlopen. Toen ik weer voor mij uit keek, botste ik bijna tegen iemand op.
'Hola!' riep de persoon.
'Excuus, persoon.'
'Bas, ben jij het?'
'Ik weet niet wat het is, maar ik heet wel Bas,' zei ik.
'Bas, wanneer zullen we iets afspreken?' Dat was Mara.
'Mensen, wacht even,' zei ik. 'Niet allemaal door elkaar. Zo snapt niemand er meer wat van. Mensen denken vaak dat het heel gemakkelijk is om zo'n verhaal in elkaar te zetten, maar dat valt nog niet mee, dat zie je maar weer.'
'Waar heb je het over, Bas?'
'Gaat je geen reet aan, persoon. Wie ben jij ook weer?'
'Barry.'
'Dat geeft niks.' Ik wendde me tot Mara. 'En wat vroeg jij precies?'
'Zullen we iets afspreken? Lijkt me gezellig.'
'Het is even niet de tijd om veel contacten te hebben. We staan hier nu met z'n drieën, dat is al niet de bedoeling.'
'Ik ga zo,' zei Mara. 'Zal ik je binnenkort eens bellen?'
'Is goed. Spreek maar wat in.'
'Doe ik. Tot gauw, dan.' Ze wierp me een kushandje toe en fladderde zo'n beetje weg.

'Zo,' zei Barry. Hij keek haar langdurig na. 'Die mag er zijn.'
'Ze is er niet meer,' zei ik. 'Ze liep daarnet weg.'
'Ze mag nog wel een keer langs komen.' Er liep een straaltje sputum vanuit zijn mondhoek.
'U is geïnteresseerd in Mara?'
'Leuk om te zien,' zei Barry met een verlekkerde kop. 'Lange benen: krappe kut.'
'Zo kan het wel weer. Je doet je naam eer aan.' Ik liep weg.

De zon scheen. Vandaar al die mensen in het park. Dat ze hun rommel maar wel opruimen. De jeugd heeft de toekomst, maar als ik zie hoe diezelfde jeugd het junkfoodafhaalafval van zich af mietert, dan vrees ik dat de mensheid niet veel toekomst meer heeft. Een fiets reed me voorbij. Het was een wandelpad. De fietser stapte af. Het bleek een fietsster, een jongedame met het voorkomen van een barbiepop. Ze zette haar fiets midden op het pad op de standaard en liep het gras op. Daarbij stapte ze op krokussen. Midden in een veld van sneeuwklokjes gooide ze een kleedje neer.
'Leuke meid, niet?' klonk een bekende stem. Het was Roel, de uitbater van café De Tering.
Ik kreeg wat van al die bekenden hier.
'Dat ze brandt in de hel,' zei ik.
'Dan is ze in ieder geval lekker heet.'
'Maar wat doe jij hier? Je werkhabitat is elders.'
'De zaak is noodgedwongen dicht,' zuchtte Roel. 'Ik doe niet aan afhalen, bezorgen, klik en kollekt of winkelen op afspraak. Heb wel alles al gerenoveerd wat er te renoveren viel, de glazen glimmen dat het pijn doet aan je ogen en de bierpomp is tot vervelens toe doorgespoeld.' Hij barstte in snikken uit. Tussen zijn uithalen door hoorde ik: 'Bas, het is gewoon hoog tijd voor een kroegverhaal.'
Ik las eens terug en was het wel met hem eens.

-
Apeldoorn, februari 2021