Geen instelling mag meer geld aan mij verdienen. Over dwang en gedachteloosheid.

De Volkskrant maakte recent een reconstructie van het overlijden van Kiemtie: een 14-jarig meisje dat in januari 2019 zelfmoord pleegde in een gesloten jeugdvoorziening. In haar afscheidsbrief stond: “geen instelling mag meer geld aan mij verdienen.” De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd deed onderzoek en publiceerde een kritisch rapport. De aanmerkingen waren niet mals. Zo was Kiemtie al jong uit haar gezin genomen, ze woonde op vijftien plaatsen tijdens haar korte leven. Vanaf het moment dat ze iemand vertrouwde, moest ze die al snel weer achterlaten. De instelling waar ze het laatste verbleef, Midgaard, hanteerde een repressief klimaat. Kiemtie moest verschillende keren gedwongen naar de afzonderingskamer. Haar opstandigheid zagen ze als ‘moeilijk gedrag’, en de hulpverleners onderzochten de achterliggende oorzaken niet.

Jammer genoeg had Kiemtie niet gewoon pech, en jammer genoeg is Midgaard geen uitzondering. In 2018 toonde een rapport over Vlaamse jeugdinstellingen soortgelijke pijnpunten. Jongeren zitten te veel in isoleercellen, één iemand moest er zelfs veertien dagen verblijven. De meeste voorzieningen bulken ook uit van de regeltjes, zo was er één jongere die strafpunten kreeg omdat hij te veel boter op zijn brood smeerde.

Het idee leeft dat die jongeren te maken hebben met sadistische hulpverleners. Of dat de begeleiders te weinig kennis op zak hebben om met die moeilijke problemen te werken. Dat laatste is ook de suggestie van het inspectierapport: het team had er een psychiater moeten bijhalen. Het is inderdaad zo dat veel jeugdinstellingen maar beperkt met psychiaters samenwerken. Toch is de kennis van een psychiater niet heiligmakend. Immers, in psychiatrische ziekenhuizen waar psychiaters wel beslissingen nemen is er evenveel dwang aanwezig. Was het gewoon een kwestie van meer kennis, dan zou dwang al lang uit de sector zijn. Dan hadden we de domme eruit moeten halen en vervangen door de slimme. Er is meer aan de hand.

Het gevaar zit niet zozeer in sadisme of domheid, maar in wat Hannah Arendt ‘gedachtenloosheid’ noemt. Dat wil zeggen dat je doet wat het algemene vertoog voorschrijft wat je moet doen, zonder ethische reflectie. Het gaat om de hulpverlener die isoleert omdat de richtlijnen zeggen dat het zo hoort bij agressie. Hij doet het zonder denken, zonder de interventie ter discussie te stellen of zonder de context van de agressie te analyseren. Of het gaat om de hulpverlener die een jongere straft omdat hij het verkeerde beleg op zijn boterham doet, want ‘dat zijn nu eenmaal de regels.’ Dat is gedachteloosheid en dat is volgens mij meer aanwezig in de geestelijke gezondheidszorg dan sadisme en onwetendheid. Als zorgverleners psychisch leed ontmoeten kan dat angst en onmacht bij hen veroorzaken. Je kan bijvoorbeeld niet zomaar een ernstig trauma helen, er is geen pasklaar antwoord op agressie. Gedachteloos procedures volgen is een manier om angst en onmacht in te dammen.

Dat was ook één van mijn bevindingen toen ik ex-psychiatrische patiënten interviewde over hun ervaring met dwang en macht. Een thema dat opvallend vaak terugkeerde, was dat hulpverleners bij dwang hun menselijkheid een stukje kwijtraken. Ze voeren gedachteloos uit wat hen is opgedragen. Zo vertelt iemand dat hij tijdens een isolatie zijn hand kon loslaten uit een riem, er kwam een verpleegkundige binnen en hij hoopte dat zij met hem zou praten. In plaats daarvan zei ze “die hand moet terug in de riem.” Als hij om uitleg vroeg, verwees ze sec naar het protocol. De ex-patiënten beschreven goede zorg als hulpverleners die creatief zijn, nabijheid bieden en luisteren. En die durven tegen de regeltjes in te gaan. Zo zei iemand dat één van de belangrijkste momenten uit zijn opname was dat een therapeute afweek van de standaard sessies om met hem gitaar te spelen, want dat had hij toen nodig.

Een tegengif voor gedachteloosheid is ethiek, maar dan in de definitie van Derrida: “Ethiek bestaat precies omdat er geen regel is. Ethiek bestaat omdat ik de regel moet uitvinden. Er zou geen verantwoordelijkheid zijn mocht ik de regel kennen. Daar start verantwoordelijkheid: wanneer ik niet weet wat ik moet doen.” Ethiek gaat om dat veld waar onzekerheid heerst en waar die onzekerheid plaats mag krijgen. Waar je moét denken zonder veilig protocol om op terug te vallen.

Dat betekent niet dat richtlijnen, technieken of aanbevelingen diametraal tegen ethiek staan. In geval van isolaties bijvoorbeeld, is het interessant om alternatieven in kaart te brengen en te zien wat je daarvan kan gebruiken. Wat bestaat er, hoeveel wordt het toegepast en welke obstakels zijn er? Dat is een klassiek evidence based antwoord op afzonderingen. Dat is belangrijk onderzoek. Maar het is eenzijdig, omdat we dan alleen bestuderen welke werkvorm gemiddeld genomen de beste is. Dat zal voor heel wat mensen goed werken, maar tegelijk kan dit het veld van de onzekerheid en twijfels sluiten, daar waar die 'beste interventie' niet werkt. Naast onderzoek is er creativiteit nodig om te werken met psychisch lijden.  Bij agressie kan je niet alleen de procedure hanteren. Je moet ook zoeken: wat krijgt deze jongere niet verteld? Hoe kan ik creatief iets doen hoewel ik helemaal niet weet wat ik doe?  Dan kan het zijn dat je met dat ene meisje samen een toer rond de afdeling rent, dat je die andere jongen alleen laat in een kamer waar hij alles kapot mag slaan en dat je nog een ander rustig aanspreekt ook al is hij aan het razen. Soms loopt het mis en blijft iemand toch kwaad. Dan is de kunst om dat falen niet zomaar aan de jongere toe te schrijven (“lastig kind,” “niet passend in het behandelaanbod”) maar altijd weer samen vallen en opstaan.

Ethiek binnenbrengen in de hulpverlening gaat om zoeken, wroegen en ploeteren. Opnieuw en opnieuw en opnieuw. Als Kiemtie tussenbeide kwam als ze zag dat jongeren naar de isolatiecel moesten, was het misschien wel dat wat ze deed: tonen dat je creatief kan ploeteren met iemand die agressief is, zonder naar de cel te grijpen.

Dit item is geschreven door Evi van schrijverscollectief Kaf.