Dataroof

In een koffer onder mijn bed liggen spulletjes van vroeger. Spulletjes waar ik waarde aan hecht en al die jaren heb bewaard. Hiertussen zitten ook mijn getuigschriften en rapporten van mijn basis- en middelbare school. Deze getuigschriften en rapporten zijn allemaal handgeschreven. Ik heb daar een versie van en wellicht heeft de school daar ook nog enige tijd een versie van bewaard. Na verloop van tijd zijn de versies van school vernietigd. Weg, niet meer terug te vinden.

Over de tijd tussen de rapporten is niets over mij gedocumenteerd. Hoe ik precies presteerde op een woensdag in november, hoe mijn stemming was, hoe mijn psychische of fysieke toestand was, waar ik was, met wie ik omging en wat ik deed, is niet bekend en niet meer terug te halen. Wellicht een getuigenis van een oud-leraar die zich nog iets over mij herinnert, een specifieke gebeurtenis. Maar niets is terug te halen tot op een bepaalde dag, een bepaalde tijd. Alleen mijn getuigschriften en rapporten zijn er nog. En alleen ingeval ik beslis de inhoud hiervan aan iemand bekend te maken wordt deze informatie over mij geopenbaard. Anders niet.

Dat is nu anders. Google is bezig de openbare scholen massaal te voorzien van Chromebooks (zie Volkskrant, 1 november 2019, reportage over Google en basisonderwijs). Een laptop die draait op het besturingssysteem Chrome van Google en waarmee kinderen werken op de online harde schijf (cloud) van Google. De Chromebooks zijn goedkoop en de software wordt gratis geleverd. De verkoop hiervan is dan ook niet de core business van Google. De Chromebooks zijn slechts een middel om te verkrijgen waar het Google daadwerkelijk om gaat. Data, het liefst zoveel mogelijk.

Data is de olie van deze tijd. Bedrijven als Google worden exorbitant rijk omdat zij in data handelen. Onze data. Merkwaardig genoeg blijken wij telkens weer bereid om deze zo waardevolle data gratis weg te geven. En niet alleen onze data, ook de data van onze kinderen.

Ouders, leraren maar ook de overheid lijken zich niet bewust van wat er speelt. Kinderen laten via de Chromebooks digitale sporen achter die gebruikt kunnen worden om het gedrag van onze kinderen te voorspellen en te sturen. Deze data kan direct uit de leerresultaten worden gehaald, maar ook nog uit de zogenaamde ‘restdata’. Dit is informatie zoals welk thema stel je als achtergrond in, welke kleur buttons kies je, hoe snel of hoe langzaam typ je, welke spelfouten maak je, wat is je locatie, wie zijn je contacten, hoe klinkt je stem en hoe is je gezichtsuitdrukking die via de camera op de laptop kan worden gefilmd.

Aan de hand van al deze data kan onder andere voorspeld worden wat de persoonlijkheid van onze kinderen is, wat hun gevoelens zijn, wanneer ze kwetsbaar zijn, wanneer ze moe zijn, wanneer ze zich zorgen maken, wat hun seksuele geaardheid is en uiteindelijk ook wat hun politieke voorkeur is of zal zijn. Daarnaast kan deze informatie gecombineerd worden met data van klasgenootjes, broertjes en zusjes en data van de ouders. Op deze manier kan Google ook inzicht krijgen over wat zich binnen een gezin afspeelt. Al deze informatie zou je normaal gesproken niet zomaar prijsgeven. En zeker niet zomaar met duizenden bedrijven en mensen delen waarvan je niet weet wie ze zijn en wat ze met deze informatie over jou gaan doen.

Al deze data wordt opgeslagen en zal er nooit meer ‘niet’ zijn. Alles wat onze kinderen in hun jeugd doen en denken blijft voor altijd bekend. Niet zozeer bij henzelf maar bij ‘hen’, wie dat dan ook mogen zijn. Een permanent record wordt over onze kinderen bijgehouden en opgeslagen.

Het gedrag van onze kinderen kan niet alleen voorspeld worden, maar ook gestuurd, gemanipuleerd. Zo kunnen onze kinderen verleid worden tot de koop van bepaalde producten en tot het maken van politieke keuzes, zonder dat zij het gevoel hebben dat ze worden gestuurd. Niet alleen de persoonlijke vrijheid van onze kinderen komt hiermee in het geding, maar ook onze democratie.

En aan wie geven we die data? Ingeval van Google Chromebooks aan Google die het vervolgens aan honderden of misschien wel duizenden bedrijven kan doorverkopen. Bedrijven met medewerkers die we niet kennen. We hebben geen idee aan wie het wordt verkocht, wat ze er mee doen, welke conclusies er over onze kinderen worden getrokken en welke gevolgen deze voor onze kinderen kunnen hebben, nu en in de toekomst. Google stelt dat zij deze data niet doorverkoopt. Maar zelfs als dit waar zou zijn dan nog zou je niet willen dat Google deze data over onze kinderen in haar bezit heeft.

Via Google Chromebooks geven wij ouders, scholen, maar ook zeker de overheid al deze waardevolle en gevoelige informatie over onze kinderen gratis en zonder enige nadere overdenking weg. Informatie die wij zelf in een koffer onder ons bed hebben staan. Informatie waar wij zelf over beslissen of wij die met anderen delen.

Wij ontnemen onze kinderen de mogelijkheid om later zelf te beslissen wat zij over zichzelf in de openbaarheid willen brengen. Wij ontnemen hen het recht om ongezien fouten te kunnen maken. Wij brengen hun recht op vrijheid en democratie ernstig in het geding.

Er ligt dan ook niet alleen een taak voor de ouders en scholen om onze kinderen tegen deze ‘dataroof’ (Shoshana Zuboff, The Age of Surveillance Capitalism, NPO 2 VPRO Tegenlicht ‘De grote dataroof’) te beschermen, maar ook voor de overheid. Immers, moeten wij als land willen dat deze zo waardevolle en gevoelige informatie van onze toekomstige generatie in handen ligt bij Google en wellicht duizenden andere bedrijven of mogendheden waarvan wij niet weten wie zij zijn en wat hun intenties zijn?

Deze column is geschreven door Simone van Dijk (Privacy First)