Daar schrik je toch van?

‘Man! Laat me niet zo schrikken!’ bulderde de dikke Brabantse trol.

Vanuit mijn getergde botten brulde ik terug: ‘Houd die kankerhond bij je!’ Vijf tellen eerder was haar schoothondje, dat achter haar aan trippelde, plotseling voor mijn voorwiel gedoken. Het gevolg: krijsende remmen, schurend rubber, een bijna-valpartij, de schrik van m’n leven en een welgemeend godverdomme!

Het was niet de eerste keer dat ik honden – en dan met name hun baasjes – een gruwelijke ziekte toewenste. Twee jaar geleden werden mijn vriendin en ik aangevallen door een hond die naar onze banden dook en zelfs naar onze enkels hapte. De zeer onnozel uitziende eigenaren van middelbare leeftijd stonden erbij te lachen. Wat was het immers fijn dat Fikkie twee speelmaatjes had gevonden. Ik barstte uit m’n vel. Hun reactie? ‘Nou, nou, nou, meneer. Zeg, moet dat nou?’ Dat honden fietsers hard ten val kunnen brengen, schijnen weinig baasjes te beseffen. Nog minder als een probleem waar juist zij de oorzaak van zijn. Doe niet zo moeilijk, man!, lees je op hun snuiten. Het is Fikkies privilege lekker in de vrije natuur te kunnen dartelen!

Wat een ontspannen zondagmiddagje fietsen had moeten zijn, ontaardde na enkele kilometers in een niet aflatende stroom ergernissen. Het begon al met een peloton vijftigplussers op dure e-bikes, dat in een onoverzichtelijke bocht plotseling voor m’n neus verscheen. Remmen! De senioren lachten een beetje schaapachtig en wiebelden naar hun eigen weghelft. Niet veel later werden we wéér bijna getorpedeerd door ouderen in dromenland die per se op de verkeerde weghelft wilden rijden. Vervolgens moesten we via de berm inhalen, omdat oma lekker midden op het fietspad peddelde en weigerde naar rechts te gaan. Waarom aso-pensionado’s überhaupt in het weekend fietsen, terwijl ze vijf dagen per week de tijd hebben, is me al jaren een raadsel.

Na de bijna-aanrijding met het rotkeffertje bleek de gifbeker nog niet leeg te zijn. Op een rotonde schoof een zilvergrijze zondagsmadam zonder naar links te kijken haar auto over het fietspad. Het scheelde centimeters of ik was op de achterbank beland.

‘Lekker bezig, trut!’ slingerde ik door het open raam. Terwijl ze de rotonde opreed keek ze me even vragend aan: nou, nou, nou meneer. Zeg, moet dat nou?

Ja, mevrouw. Dat moet. U moet schrikken, omdat u op een druk fietspad loopt, u uw hond niet in de gaten houdt en daardoor twee jonge mensen bijna op elkaar klapten. Ja, omdat jullie in vijftig grijze tinten spookfietsen, wegdromen en anderen in gevaar brengen. Ja mevrouw, want uw rijbewijs zou direct moeten worden ingevorderd. O, u schrikt van mijn reactie? De achteloosheid, de verontwaardigde nou nou nou’s en de grafiekjes verkeersongevallen: dáár schrik je toch van?

Dit item is geschreven door Eric van schrijverscollectief Kaf.