Magistrale manoeuvres in Moskou (2)

John Beringen is bekend geworden door o.a. zijn boek ''Het verschijnsel Bob Evers'', hetgeen inmiddels een veel gezocht collectors-item is geworden. Geïnspireerd door de unieke opzet van de Bob Evers- verhalen besloot hij een eigen serie op te zetten: de ''Fred Huizinga-serie'' ''Magistrale Manoeuvres in Moskou'' is het eerste deel uit een trilogie.

Hoofdpersonen zijn drie jongens uit Utrecht van begin twintig jaar oud, t.w.: Fred Huizinga, die bij zijn vader in de zaak (een metaalbedrijf) werkt op de afdeling verkoop, Peter Heygraaf, advocatenzoon en student rechten en Hans Verlinden, die werkzaam is op het administratieve vlak via uitzendbureaus. Het verhaal speelt zich af in 1992; ruim een half jaar na de val van het ijzeren gordijn. Met toestemming van zijn uitgever en John zelf mogen we dit boek als feuilleton hier plaatsen. Dit is het tweede deel van het verhaal. Een link naar het eerste deel staat onderaan.

Ongeveer tien minuten later beklommen ze het trapje van het monumentale huis in de Zuilenstraat alwaar de familie Heygraaf woonde. Het huis bezat geen elektrische deurbel, maar ouderwetse trekbel die nog echt klingelt. "Dat hóórt gewoon bij de klassieke entourage," had Fred ooit eens hierover opgemerkt. Het was Peters vader die opendeed; een grote man van om en nabij de vijfenveertig jaar oud. Normaal gesproken droeg hij altijd smetteloze driedelige kostuums; dit keer had hij een bruine overall aan die vol met verfvlekken zat.

"Goedemorgen jongens," begroette hij hen vrolijk. "Ik ben aan het schilderen," verklaarde hij eenvoudig toen hij de verbaasde blikken van Hans en Fred zag. "Dat moet af en toe ook gebeuren." De jongens grinnikten wat en bevestigden dit.

"Jullie komen zeker voor Peter?" Hij deed een stap opzij en opende de deur verder: "Hij is op zijn kamer bezig; loop maar door."

De kamer van Peter bevond zich op de eerste verdieping aan de achterkant. Met een opgewekt "Goedemorgen" opende Fred de deur; vervolgens zweeg hij onthutst. Hans maakte een hikkend geluid dat onweerlegbaar een schrikreactie illustreerde. Daar was wel reden voor! De kamer van Peter mat zo'n vier bij vier meter en was normaal gesproken altijd het toonbeeld van orde en netheid. Nu was het echter één grote bende. Zo te zien had Peter de indeling veranderd door de boekenkasten tegen de andere muur te zetten, maar had daarvoor uiteraard alle boeken hier uitgehaald en een gedeelte hiervan op zijn bed gelegd. Toen dit wel heel erg begon door te zakken had hij de rest eenvoudig op de vloer gestapeld. Het kleine tafeltje, midden in het vertrek, was eveneens  volgestapeld. Op het bureau, naast zijn computer, lag een uitgezakte berg tijdschriften, papieren en nog veel meer onduidelijke zaken. Peter, die net bezig was om een lege boekenkast recht te zetten, verblikte of verbloosde niet. Met een brede grijs, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, stapte hij over een grote stapel boeken en schudde vervolgens beide vrienden verheugd de hand: "Goedemorgen, heren. Het kenmerk van ware vrienden is dat ze zomaar komen binnenvallen op het moment dat je ze het hardst nodig hebt. Maar ga toch zitten."

Fred kuchte zacht en keek de kamer rond: "Uh, waar?" vroeg hij tenslotte. Hierop maakte Peter een wegwuivend gebaar: "Binnen tien tellen heb ik twee puike zitplaatsen voor u geregeld; let maar op." Vlot haalde hij de twee lage stoeltjes leeg en deponeerde alles bovenop de berg die zich op het bed bevond. Met een lichte buiging gebaarde hij zwierig naar de leeggekomen stoelen: "Heren, neemt u plaats."

Fred en Hans deden dit. Peter schoof de bureaustoel naar zich toe en draaide deze om. Toen hij was gaan zitten, haalde hij zijn hand door zijn blonde haren: "Ik had al langere tijd het idee om mijn kamer te veranderen; vanochtend werd ik wakker en dacht bij mezelf: vandaag doe ik het. Maar het is wel een klus."  "Als we weten wat we moeten doen, willen we je wel helpen," verklaarde Fred. Hans knikte bevestigend. "Fijn," sprak Peter. "Iedere stapel is één plank uit de smalle boekenkast." Hij wees naar muur van boeken die voor het bed stond. "Als je uiterst links begint, dan kun je van boven naar beneden werken." "Laten we maar gelijk beginnen," zei Fred en stond op.

Peter bromde goedkeurend en verklaarde dat hij dan de ingebouwde muurkast ging leeghalen omdat zich daarin beslist tal van dingen bevonden die weggegooid konden worden. Fred en Hans kwamen overeen dat de één boeken zou aangeven en de ander deze op de planken zou zetten omdat ze elkaar anders in de weg zouden lopen. Ze waren ongeveer halverwege toen het karwei stagneerde. "Jongens, kijk eens wat ik hier vind." Nieuwsgierig keken Fred en Hans op. "Een oud Monopoly-spel," zei Fred op mijmerende toon. "Dat is lang geleden dat ik dat gespeeld heb," mompelde Hans. 

Peter keek van het spel naar de rommel, twijfelde nog een moment en zei tenslotte: "maak het tafeltje leeg en zet het spel op; ik ga een derde stoel halen!" Meteen spoedde hij zich naar de overloop. Grinnikend haalden Fred en Hans de boeken van het tafeltje, legden deze op de vrijgekomen plaats voor het bed en vouwden het bord open. Hans ging de straten sorteren en Fred telde geld uit. "Ik doe de bank," liet Peter weten toen hij met een rieten stoeltje binnenkwam. Hans en Fred grijnsden wat.

Vijf minuten later waren ze volkomen verdiept in het spel. Er ontstond hilariteit toen Peter naar de gevangenis werd gestuurd. "Ik ga er meteen weer uit," verklaarde hij en legde 50 gulden in de bank. "Heygraafje in de petoet," sprak Fred hoofdschuddend. "Dat uitgerekend jou dit moet overkomen." "Jij zult tijdens dit spel ongetwijfeld ook wel een keertje achter de tralies verdwijnen, vriend. Gooi nou maar." Fred voldeed aan dit verzoek en werd door deze handeling tot zowel Peters als Hans’ afgrijzen de trotse eigenaar van de Kalverstraat. Vaag hoorden ze hoe er beneden werd aangebeld.

Na verloop van tijd was het Peter die weer moest gooien; voordat hij hier echter de kans voor kreeg, pakte Hans zijn hand en zei ernstig: "Peter, als je gooit en je komt op de Leidschestraat terecht, dan zul je deze beslist niet kopen." Peter keek verbaasd van Hans naar het bord: “hè?... hoezo niet?" "Omdat je dan dertien moet gooien," verklaarde Hans rustig, hiermee doelend op de bijgelovigheid van Peter. Deze keek Hans lichtelijk geïrriteerd aan: "ja, spot er maar mee." Ineens verscheen er een diepe denkrimpel tussen zijn ogen: "Je KUNT trouwens geeneens dertien gooien met twee dobbelstenen." "Oja, dat is waar ook,” reageerde Hans onschuldig; "dat was ik even vergeten.” Voordat Peter hierop kon reageren, schoten Fred en Hans in de lach. Hans lachte zo hard dat Peter zijn handen tegen zijn oren drukte. "Jullie zijn me een fraai stel," zei hij met een verwonderde blik in de ogen toen zijn twee vrienden tenslotte waren bedaard. Zonder verder commentaar gooide hij.

Ze speelden verder totdat ze werden opgeschrikt doordat vader Heygraaf beneden vertwijfeld iets uitriep. Het enige wat de jongens konden verstaan, was: "... DAAR naartoe sturen?" Een tweede stem zei iets op sussende toon. "Hee, dat is mijn vader," zei Fred verbaasd, "wat doet DIE nou hier?"

Lang hoefde hij niet op het antwoord te wachten want met dat hij het zei, waren er voetstappen te horen op de trap. Tien tellen later stak Huizinga Sr. het hoofd om de hoek van Peters kamerdeur: "Goede morgen, heren. Mag ik even binnenkomen?" "Natuurlijk," reageerde Peter. "Gaat u hier maar zitten." Hij stond op en nam plaats op de rand van het bed. "Dank je." Het rieten stoeltje kraakte vervaarlijk toen pa Huizinga op z'n gemak plaats nam. "En onze vriend Hans is ook van de partij, zie ik," zei hij vriendelijk lachend. "Ja, maar dat is eigenlijk zuiver toeval. Ik kwam Fred tegen in de stad en toen ben ik met hem meegegaan hier naar toe." "Het maakt niet uit," verklaarde Huizinga kort, "als je hier niet was geweest, had ik je sowieso laten optrommelen. Maar eerst een vraagje: en dat heeft te maken niet met de komende week, maar de week daarop. Kun jij er dan tussenuit?" "In principe wel," antwoordde Hans. "Ik werk voor het uitzendbureau, dus ik kan altijd wel iets tussendoor plannen. Toevallig is het momenteel zo dat ik nu even zonder job zit, maar ik verwacht maandag aanstaande wel weer een telefoontje."  

Huizinga knikte: "mocht dat zo zijn, dan moet je maar zeggen dat je die week daarna voor iemand anders aan de slag gaat."  "Hoe bedoelt u?" "Dan werk je voor mij; dat wil zeggen als jullie alle drie zin hebben om voor mij in het buitenland een klusje op te knappen." Hij keek nu Peter aan: “van jouw vader hoorde ik dat jij geen colleges meer hebt; Fred kan ik zonder meer op dienstreis sturen en Hans, zo blijkt nu, kan er ook tussenuit. Blijft de vraag: voelen jullie er wat voor om voor mij in het buitenland iets uit te zoeken?" "Natuurlijk," antwoordde Fred, "maar waar gaat het om en waar zouden wij dan naartoe moeten?"

Hoe dit verder gaat lees je volgende week. Liever morgen verder lezen? Het boek is ook gewoon te koop en kun je hier bestellen!