Het licht

Het licht gaat uit. Daar staat ze. Helemaal alleen in het donker. Hoe komt ze deze kelder uit? Ze strekt haar arm en doet een pas naar voren. Hier is toch ergens een muur? Ze tast in het duister. Het duurt een tijdje voor haar ogen wat zijn gewend aan het weinige licht. Ah, hier is de muur. Haar handen glijden erlangs. Daar is hij. De deur. Mooi.

Buiten is het koud. Simone blijft even staan en kijkt om zich heen. Er is niemand te zien in deze steeg. Er staan containers en er ligt troep. Ze loopt naar de straat. Ook daar niemand. Vind je het gek, zo midden in de nacht? Het hele land ligt op een oor. Maar zij niet. Ze moet gaan. Al weet ze niet welke kant op. Linksaf, dan maar. Terwijl ze stapt, kijkt ze omhoog en speurt ze de gevels af. Zie, daarboven. Voor het raam hangt een ster met een lampje erin. Het is, naast de karige straatlantaarns, het enige puntje van licht in de donkere straat. Maar wat is dat? Simone schrikt. Iets verderop beweegt iets. Ze kan het niet goed zien. Het is ook weer weg, de hoek om. Langzaam gaat ze verder. Als ze op de hoek is, kijkt ze in de richting waarin het is verdwenen. Ze luistert. Ze hoort. Gegrom.

Langzaam zet ze een paar stappen in de richting van het geluid. Het komt uit een portiek. Ze kijkt. Ze knielt. Het is een hond. Het beest ligt op de koude stenen en piept. Voorzichtig steekt Simone een hand uit. Het dier laat het toe. Ze mag over zijn kop aaien.
'Och arme,' fluistert ze. 'Heb jij het ook zo koud?'
De hond antwoordt niet. Natuurlijk niet. Hij legt zijn kop op zijn voorpoten. In het donker ziet Simone de glinstering van zijn ogen.
'Kom,' beslist ze, terwijl ze weer overeind komt. 'We gaan.' Ze loopt verder. Achter zich hoort ze getrippel. Het verbaast haar niet.

De hond haalt haar in. Dan stopt hij en draait zich om. Het lijkt wel of hij op haar wacht en zegt: 'Vooruit, we moeten opschieten.' Als ze weer bij hem in de buurt is, loopt hij verder. Simone volgt hem. 'Goed zo,' zegt ze. 'Wijs me de weg.'
De weg gaat door winkelstraten. In de etalages staan kerstbomen en er hangen takken en slingers en ballen. Het is feest in deze donkere dagen. Maar nu niet. Nu is het nacht. De winkels zijn dicht, de kerstlampjes zijn uit en de mensen slapen. Behalve …

'Goedenavond,' zegt de meneer.
'Dag,' zegt Simone. 'Kan ik iets voor u doen?'
De hond snuffelt aan de broek van de meneer en gromt.
'Laat maar,' zegt ze. 'Je bent braaf.'
De hond gaat zitten in de sneeuw en wacht kwispelend. Simone kijkt de meneer aan. Ze legt een hand op haar heup. Haar jas valt een beetje open. De wind snijdt door haar luchtige jurkje heen. Ze trekt haar schouders iets naar achteren en duwt haar decolleté naar voren.
'Nee, dank u wel,' zegt de meneer. 'Ik heb niets nodig. Bedankt voor het aanbod.'
'Dat zeggen ze allemaal.' Simone weet haar kansen. 'Veel mannen zijn benieuwd hoe het zal zijn. Het kost niet veel.'
Ze ziet de glimlach van de man. Kijkt hij nou vol medelijden? Ze kan het niet goed zien, ook al staan ze vlak onder de lantaarnpaal. Het is de rand van zijn hoed die het licht van zijn ogen ontneemt.
'Ik wil graag met u praten,' zegt hij.
Dat heeft Simone vaker gehoord. Ze stapt op hem toe en legt haar armen om zijn hals.
'Nee, dank u,' zegt hij. 'Dat wil ik niet.'
'Je wilt het wel, maar je weet niet hoe je het moet vragen,' fluistert Simone in zijn oor. 'Laat je gaan. Geef je eraan over. Je zult niets anders meer willen.'
De man legt zijn handen op haar armen en probeert zich los te maken. 'Nee, nee,' zegt hij nu met stemverheffing. 'Ik kan niet. Ik heb een deadline. Neem een ander bij de neus.'
'Ik begrijp het al. Het is je eerste keer. Ik zal je helpen. Wees gerust.' Ze legt haar hand op de gulp van de meneer.
'Laat los!' schreeuwt hij plots. 'Laat los!'
De hond gromt en zet zijn tanden in de broekspijp van de meneer.
'Flikker op, rotbeest!' Hij schopt. Raak.
'Dierenbeul!' gilt Simone. Ze zet haar nagels in zijn gezicht.
De man haalt uit. Plots is alles zwart.

Er klinken stemmen in het donker. Kinderen, meisjes? Ver weg. Ze zingen. Wat is dat voor melodie? Mooi, heel mooi. Simone houdt haar ogen gesloten en luistert. Ze kent het lied, maar weet de woorden niet. De woorden hebben geen betekenis, ze herkent ze niet. Onwillekeurig beweegt haar linkerhand. Koud. Nat. Ze doet haar ogen open en kijkt naast zich. Haar hand ligt in de sneeuw. Ze ligt zelf in de sneeuw. De sneeuw is platgestampt. Dan beweegt ze haar andere hand. Geen sneeuw. Iets anders. Iets harigs. Ze draait haar hoofd. Er ligt iets. Een dier. Een hond. Ze draait haar lijf naar de hond. Au. Haar schouder doet pijn. Haar buik doet pijn. Haar hoofd doet pijn. Alles doet pijn. Haar wang ligt in de sneeuw. Haar mond smaakt naar bloed. Ze legt haar linkerarm om de hond. De hond beweegt niet. Ze sluit haar ogen weer en luistert. Het gezang is afgelopen. Stilte. De hond wordt koud. Ze wil weer draaien. Het lukt. Nu ligt ze op haar rug. Haar ogen open. Ze kijkt naar de lucht. Heldere lucht. Sterren. Er beweegt er eentje. Dan komt er een sluier voor de hemel. Of het lijkt maar zo. Ergens is feest. Ergens is leven. Ergens is troost.

Simone wacht vergeefs op het licht.

-
Apeldoorn, december 2017