Tongen

Je hebt wel eens van die dagen dat er ogenschijnlijk niets aan de hand is. Dat je met je kopje koffie lekker naar de radio luistert. Een niets aan de hand dagje. Totdat je die veel te vroege kruidnoot in oktober eet.

‘Krak!’ zei mijn kies. En ik nog maar denken dat de kruidnoot extra knapperig was.

De wraak van Sint had gewerkt. Gezwicht voor de kruidnoten die veel te vroeg in de supermarkten liggen, moest mijn kies eraan geloven. Voodoo op afstand. De Sint kan het. Rotkerel! Eerst zijn Pieten zwart maken en nu weer dit. De kerstman is ook al geen haar beter met zijn ballen, nu al in de warenhuizen. Nog maar te zwijgen over de Paashaas met zijn glazuur vernietigende eieren.

Afijn, ik dwaal af. Mijn kies lag dus mooi in tweeën. Een deel in mijn mond en een deel netjes vermengd met pepernoot ergens in mijn maag. Daar moest de tandarts wel iets mee kunnen.

Nu ben ik van nature een beetje eigenwijs ingesteld. Of zoals ik zelf zo graag zeg, onbewust anarchistisch. Dan wil men graag dat je groen doet – alleen doe ik dan geel, zeg maar. Met als gevolg dat de persoon die iets van je verlangt, conflicteert met het groen en geel. Vandaar ook de term je groen en geel ergeren. Ik kon hem uitgevonden hebben.

Aanbeland in de tandartsstoel, die weliswaar comfortabel zit, maar waar je altijd omringd bent met sadistisch gezelschap, overkwam me dit gegeven ook. Niet voor de eerste keer. De sadist … uh … tandarts meldde me al harkend met zijn haakje in mijn mond:

“Meneer Ziet, wilt u uw tong even ontspannen?”

Dat was het kwartje in mijn tandwielensysteem, wat ook wel brein genoemd wordt. Ik begin dan te denken. Levensgevaarlijk. Op het werk weten ze dat inmiddels ook. Zet Michiel niet aan het denken, want anders stort het hele gebouw in.

De assistente, die mij al langer kende, staarde de tandarts met afgrijzen aan. Wat had hij nu gedaan? De tandarts zelf, duidelijk een groentje, keek niet begrijpend terug.

Ik? Ik had geen controle meer over mijn tong.

Op het moment dat hij het vroeg, kreeg mijn monduithangsel een eigen leven. Het zwabberde alle kanten uit. Dan weer naar links tegen zijn haak. Dan weer naar rechts, beschermend over mijn halve kies. Poltergeist in mijn mond!

De tandarts vroeg nog een paar keer beleefd en getraind of ik toch alstublieft mijn tong op één plek wilde laten liggen. Maar je vraagt een ADHD’er ook niet om een uur stil te zitten in de kerk. De assistente kreeg al fantasieën over hoe ik wel niet moest tongzoenen! Ik raakte er alleen maar meer van in paniek. Denk aan alles behalve een banaan. Waar denk je dan aan? Juist!

Ternauwernood ontsnapte mijn smaakorgaan aan een piercing van de boor die moedig als een volleerde schipper door de golven, die mijn tong heette, laveerde.

“Meneer Ziet, alstublieft, beheers uw tong.” Paniek sloeg toe bij de tandarts.

Paniek sloeg nog meer toe bij mij. Ik kon alleen met mijn ogen communiceren en probeerde al kwijl druipend te vertellen dat ik hem niet in grip had. Het moet geklonken hebben als een zeehond die zich verslikt in een vis.

Haal er maar een exorcist bij, dacht ik nog. Gelukkig doorstond de tandarts moedig de aanrandpogingen van mijn tong en wist hij mijn kies te repareren.  Ongemakkelijk nam ik afscheid van hem en van de assistente. Van wie ik een opgewonden blik kreeg. Toch nog niet helemaal een slecht ding, zo’n op hol geslagen tong.

Dus mensen, wees gewaarschuwd. Het is nog veel te vroeg voor kruidnoten! En Tongen is fijn, maar nooit bij een tandarts!