De ogen van een kind

De kindertijd spreekt tot de verbeelding. Er is veel over geschreven en studie van gemaakt.
We zijn allemaal ooit kind geweest. Velen herinneren zich hun kindertijd als de meest onbezorgde periode in hun leven. Buitenspelen, in het moment zijn, nog weinig verplichtingen.

Natuurlijk moesten we van alles en bestond de kindertijd niet alleen uit onbekommerde blijdschap, maar het leven was nog redelijk eenvoudig. Het meeste werd voor ons geregeld en daar hoefden we zelf niet over na te denken.
Ook zelf heb ik de eerste tien jaar van mijn leven als vrij onbezorgd ervaren.
Uiteraard hoor ik ook andere geluiden. Over kinderen (vroeger en nu) die al vaak niet vrolijk kunnen zijn, zich niet veilig voelen en niet onbezorgd kunnen spelen.

Opvoeden is het moeilijkste wat er is, hoor en lees ik regelmatig. Is dit waar? En wat maakt het moeilijk? De maatschappij waarin we leven? De eisen die de verzorging en opvoeding aan ouders stellen? De confrontatie met zichzelf? Een combinatie van beide?

Als we een kind meenemen in een muziekwinkel, en het kind beroert de snaren van een gitaar, zeggen we dan?: “Afblijven!”
Of vragen we het kind?: “Goh, zou je gitaar willen leren spelen?”
De eerste reactie geeft het kind het gevoel dat het iets verkeerd doet en laat het schrikken. De prille belangstelling kan dan al in de kiem gesmoord worden.
In het tweede voorbeeld gaan we in op zijn spontane muzikale uiting en reiken we iets aan. Wie weet is dit een ingang voor het ontwikkelen van een talent.

Soms moeten we het kind begrenzen, voor zijn eigen veiligheid. Hoe kunnen we dit het beste doen, zonder het kind een schuldgevoel aan te praten?
Ik heb meegemaakt dat een ouder een klein kind door elkaar schudde of meesleurde omdat het niet doorliep tijdens het oversteken of omdat het over het fietspad liep. Leert een kind zo op te passen voor het verkeer of leert het eerder op te passen voor zijn opvoeders?
Als een kind zomaar de autoweg oploopt, is het logisch om hem meteen weg te trekken en hem op het hart te drukken dat het verkeer gevaarlijk kan zijn.
Beter is dit soort situaties voor zijn. Het kind een hand geven. Hem wegwijs maken in het verkeer. Tegemoet komen aan zijn diepe behoefte aan sturing en aan een voorbeeld. Hem letterlijk de weg wijzen.
Als er een vertrouwensband is en ouder en kind voelen elkaar aan, dan zal het kind eerder de ouder volgen. Het contact gaat via het hart, niet alleen via woorden. Naar links of rechts kijken. Instinctief volgt het kind de bewegingen van de ouder. Het leert om pas over te steken als de ouder het zegt. Ik heb meegemaakt dat het zo kan gaan.

Geen oordeel, geen verwachting. Is het mogelijk om zo naar een kind te kijken? Het kind aan te kijken en het daadwerkelijk te zien, zonder de sluier van onze eigen wensen, ego en meningen.
Kunnen we de wensen van een kind aanhoren, zonder het kind verwijten te maken of af te wijzen.
Als een kind bijvoorbeeld weigert om te gaan zitten in de trein en wil rondlopen, weten we zeker dat het gewoon zijn eigen zin wil doen? Of is het misschien de bitse toon waarop de ouder zegt: “Ga zitten!”

Hoe we handelen, welke talenten zich ontwikkelen en hoe we ons voelen hangt vaak samen met de opvattingen die we mee hebben gekregen. Niet alleen tijdens onze eigen jeugd. Als we 'slecht nieuws' krijgen over ons kind (of de uitslag van een onderzoek wordt gebracht als iets heel ongunstig), dan voelen we ons rot in overeenstemming met het bericht. De angst, wanhoop en zorgen laten ons meegaan in de plannen en adviezen van de deskundige.

Een diagnose als 'autisme' en 'ADHD' wordt nog steeds gebracht als onheilspellend nieuws. Een vonnis. Het is ongewenst. Een kruis om te dragen.
Professionals die bezorgde ouders een doemscenario voorhouden. Met welk bewijs?
Het wordt een voorspelling waar niet aan te ontkomen valt.
Al die prognoses, insinuaties, sturende adviezen en handelingsplannen die een verwijdering veroorzaken tussen ouders en kind. Ouders die voorgehouden krijgen wat een wissel hun kind trekt door het gezin. De hoop dat hun kind zijn weg zal vinden in het leven, de boden in geslagen zien worden.
Hoewel steeds meer bekend is dat tegenover iedere handicap die autisme of ADHD kan meebrengen, ook een kwaliteit staat.
M.I is autisme en ADHD een andere neurologische ontwikkeling, die niet genezen hoeft te worden, maar juist gesteund zou moeten worden.

Vroeger is vaak gedacht dat kinderen autistisch gedrag vertonen, omdat hun moeder hen geen warmte en liefde heef gegeven. De zogeheten ijskastmoeders. Waarschijnlijk is het eerder andersom. De 'diagnose' autisme met alle adviezen en volgsystemen die daar bij komen kijken, heeft ervoor gezorgd dat sommige ouders op een koude en afstandelijke manier naar hun kind gaan kijken. Ze zien het niet meer echt als hun kind, maar als een patiënt.

Veel mensen geloven dat de heftigheid van de gevoelens een graadmeter zijn voor hoe betrokken en begaan ze zijn met het welzijn van hun kind. Spanning en onzekerheid zou een drijfveer zijn om problemen te verhelpen dan wel op te vangen. We zijn bang dat tevredenheid leidt tot nietsdoen.
Ouders die vrij laconiek zijn over de 'afwijking' van hun kind, riskeren zelfs het verwijt dat zij de ernst niet inzien, hun kind tekort doen, hun kop in het zand steken. Ze mogen bijna niet gewoon gelukkig en tevreden zijn, omdat ze dan hun kind de 'zorg' zouden ontzeggen die het nodig heeft.
Ouders worden geacht te rouwen en te wanhopen bij het horen van een onheilsbericht en vooral de weg te gaan die de onderzoeker voorschrijft.

Het duwen en trekken aan het kind, hem het gevoel geven dat er iets ernstig mis met hem is, zou juist een oorzaak kunnen zijn van de psychische problemen die veel voorkomen bij o.a autisme en ADHD.
Ik ken bijna geen ouders die gewoon vertrouwen hebben in hun kind. Alleen de ouders die hun eigen intuïtie durven te volgen en hun kind durven te volgen, zelfs tegen de adviezen van deskundigen in, heb ik werkelijk en zonder voorbehoud blij zien zijn met hun kind.

Natuurlijk willen ouders dat hun kinderen gelukkig zijn, zich goed ontwikkelen en opgroeien tot zelfstandige volwassenen die stevig in hun schoenen staan.
Kunnen we streven naar optimale ontwikkelingskansen voor het kind en de mogelijkheden onderzoeken, en tegelijk tevreden zijn met hoe het kind zich op dit moment tot de wereld verhoudt? Genieten van en met het kind?
Het begeleiden van het kind zien als een ontdekkingsreis, in plaats van een rampenplan?

Kunnen we het kind in de ogen kijken en zien wie hij is, achter de diagnose? De puurheid, de onschuld, de schoonheid?
Als we van ons kind verwachten dat het zich in onze wereld verplaatst, doen we dan ook een stap in zijn richting? Dat er een brug kan ontstaan tussen ons en zijn wereld?
Zijn we bereid om het kind echt te leren kennen, hem met liefde en begrip tegemoet te treden, ongeacht welke ontwikkeling hij volgt?

Wanneer de liefde vrij kan stromen, we ons verbonden voelen met kind en zelf verantwoordelijkheid nemen voor onze gevoelens en doen en laten, hebben we dan niet de meeste kans op een gelukkig gezin en de minste kans op opvoedproblemen?
Veel problemen komen voort uit het denken aan wat er allemaal mis zou zijn. Onze (al dan niet aangeprate) oordelen, frustraties en verdriet, waarvan we denken dat die met het kind te maken hebben. Niet dat we helemaal op zouden moeten houden met denken. Maar we kunnen ook feitelijk denken, of creatief denken. Met een open blik.

Uit ervaring weet ik dat ik makkelijker in beweging kom als mijn energie vrij stroomt en ik me redelijk ontspannen voel. Stress blokkeert de levensenergie en vernauwt onze wereld. Terwijl ontspanning ons blik juist verruimt en ons in staat stelt nieuwsgierig te zijn.
In een gestreste toestand zullen we zelden nieuwsgierig zijn. Krampachtig houden we ons vast aan wat er volgens ons moet gebeuren.
Als we ons vrij voelen hebben we meer kans om te bereiken wat we willen en mogelijkheden te zien.
Wanneer we ontspannen zijn, kunnen we ons weer vrij bewegen en ergens in opgaan, zoals een kind kan opgaan in het spelen en het verkennen van de wereld om zich heen.