Wachten op de dood

Eigenlijk wachten we allemaal op de dood. We proberen er alleen niet aan te denken en willen de tijd tot dat moment een beetje zinnig invullen. Dat laatste is per individu geheel verschillend. De één probeert carrière te maken bij een werkgever, de ander probeert het alleen en nog anderen kiezen voor een carrière in de misdaad. Je kunt ook een tijdje topsport bedrijven. Je kunt proberen iets in de muziek te bereiken, of bij het toneel en de film, maar in feite is het allemaal opvulling van de wachttijd.

Mijn vader is gestorven in 1965. Hij was toen 72 jaar. Hij is gestorven aan galstenen. Daar gaat tegenwoordig niemand meer aan dood. Ik ben nu zelf bijna 72 en ben zo gezond als een vis die niet is vergiftigd door allerlei lozingen. De levensverwachtingen zijn tegenwoordig namelijk veel hoger dan vroeger. Je kunt dus ten opzichte van vroeger tijd sparen. Het blijft echter uitstel van executie.

Wij realiseren ons dat over het algemeen niet. Ik ga daar echt niet de hele dag aan denken. Dan word je depressief, denk ik. Soms wordt je echter geconfronteerd met die wachttijd. Ik werd dat een paar weken geleden.

Via een vriend op Facebook kreeg ik te horen dat een oude vriend van me nog maar een paar maanden te leven had. Ik had die oude vriend sinds de jaren zestig niet meer gezien of gesproken. In die tijd speelden we samen in een band. Hij als bassist en ik als gitarist en zanger. Hij was één van de beste bassisten van Nederland en verder ook erg artistiek. Hij maakte zijn eigen moccasins en kleding en hij leefde een beetje als een zwerver en later woonde hij samen met een hoertje.

Ik kon echter zeer goed opschieten met hem. Niet alleen in de band, maar ook in het gewone leven. Ik had hem een baantje bezorgd bij mijn werkgever. Dat was het Rijk en dus werd hij ambtenaar, net als ik. Ik weet nog dat ik een keer op het toilet kwam. Er stonden twee ambtenaren hun handen te wassen en zij zeiden tegen elkaar dat het wel erg eigenaardig rook, maar ze konden de lucht niet thuisbrengen. Ik wel. Het was wiet en ik wist ook wie er op het toilet zat te blowen.

We hebben samen in die tijd heel veel gelachen. Na het werk moesten we allebei met de trein dezelfde kant op. Ik naar Rijswijk en hij moest er op het Hollands Spoor uit. Het was ook in die tijd al behoorlijk druk in de spits. Als mijn vriend dan uitstapte, omhelsden we elkaar, kusten elkaar en zeiden: ‘Nou, dag schat. Tot morgen.’ En dat op een bepaald toontje. Dan werd ik de hele weg naar Rijswijk aangekeken door diverse mensen, die natuurlijk dachten dat ik homo was. Inwendig moest ik dan altijd lachen. Wat is er meer te zien aan een homo dan aan een hetero? Zowel  mijn vriend als ik waren honderd procent hetero, maar we maakten gewoon graag lol.

Toen in 1970 de disco opkwam en mijn vriend naar een band overstapte die Top 40 hits had, hield ik het bandleven voor gezien en ging studeren. Dat was achteraf een goed plan. Het had wel tot gevolg dat ik mijn vriend uit het oog verloor. Tot een paar weken geleden dus. Toen ik van zijn toestand hoorde, ben ik hem gaan opzoeken. Hij zat toen in een hospice in Den Haag. Ik had hem al aan de telefoon gehad en hij vond het gelukkig leuk dat ik kwam.

Naast de ingang van zijn kamer hing een recente foto van hem. Natuurlijk was hij veel ouder geworden, net als ik, maar ik herkende hem toch wel. Alleen zijn haardos was veranderd. Hij zat in de rookruimte een sigaretje te roken. Hij was blij me te zien.

Mijn vriend is drie jaar jonger dan ik, maar hij leek op dat moment twintig jaar ouder. Hij heeft longkanker. Dat zou nog wel te genezen zijn, maar het is uitgezaaid naar zijn hoofd en daar is niets meer aan te doen. De dokter had hem nog ongeveer vier maanden gegeven.

En daar zit je dan. Te wachten op de dood. Dat is natuurlijk wel even wat anders dan dat je wel weet dat je dood gaat, maar niet wanneer. Als je naar zo’n hospice gaat, dan weet je eigenlijk al dat het afgelopen is.  Ik zou daar niet blij mee zijn. Misschien ben ik over vier maanden ook wel dood, maar ik weet dat tenminste nog niet en dan ga je daar dus niet vanuit. Ik heb al de zomervakantie geboekt. Dat kan mijn vriend niet meer. Hij zou het bovendien lichamelijk niet meer aankunnen, want hij ging al moeizaam naar het toilet.

Vorige week heb ik mijn vriend weer bezocht. Hij was toen thuis. Hij mocht van de arts naar huis en misschien gaan ze nog bestralen, maar zijn vriendin gaf al aan dat hij toch echt dood zou gaan, toen hij even naar het toilet was. Het is echter wel fijn dat hij nu thuis is. Daar kun je dan nog beter je laatste weken doorbrengen dan in zo’n naargeestig hospice.

Ik had foto’s van vroeger bij me en we hebben herinneringen opgehaald en veel gelachen. Even was hij de situatie vergeten en kon plezier maken. Daar ben ik dan ook weer blij mee. Ook al weet je dat je niet lang meer hebt, dan kun je toch maar beter genieten van de tijd die er nog wel is.

Zijn situatie zette mij ook aan het denken. Wij weten ook dat we dood gaan, alleen niet wanneer. Dat is het verschil. Maar ga dan je tijd niet verprutsen met chagrijn en gezeik. Ga lekker van het leven genieten. Dat hoeft echt niet duur te zijn. Ga eens wandelen in een  bos als het mooi weer is en geniet van de dieren die je ziet en de warmte van de zon. Dat geeft meer voldoening dan zeuren en schelden op Twitter. Maak je niet zo druk om dingen die je niet bevallen, maar geniet van de dingen die je wel bevallen. Denk positief in plaats van negatief. Geniet van je maaltijd en haal niet even een gore Amerikaanse pizza omdat je het zo druk hebt. Neem de tijd om iets lekkers klaar te maken.  Dat geldt niet alleen voor het eten, maar ook voor je partner. Niet even een vluggertje tussen twee WhatsAppjes in. Neem er de tijd voor. Jij hebt die tijd nog.

Binnenkort ga ik weer bij mijn vriend op bezoek. Ik ben benieuwd of hij dan nog behandeld wordt, terwijl men weet dat de kanker in zijn hoofd niet meer behandeld kan worden. Dat zou dan alleen voor zijn gemoedsgesteldheid zijn, want hij denkt zelf dat er nog iets aan te doen is en dat hij nog minstens tachtig kan worden. We zullen bij dat bezoek zeker weer herinneringen ophalen en erg veel lachen.

Er is een lied van René Schuurmans. Hij zingt: ‘Laat de zon in je hart. Ze schijnt toch voor iedereen. Geniet van het leven. Het duurt toch maar even.’ Het is een kutnummer dat mijn vriend en ik vroeger zeker niet hadden gecoverd, maar de tekst bevat een waarheid als een koe.