Ik zeg maar wat (003)

Ik heb een nieuwe werkplek. Tsjonge, dat is lang geleden dat ik dat zinnetje intypte. Nu is het weer zover. Ik heb een nieuwe werkplek. Groot spektakel is het niet, dus houd ik het bij het zinnetje.

Vanochtend was ik om half negen wakker. Dat geeft te denken. Of nee, toch maar niet. Ik blijf mezelf verbazen; nu weer denken.
De zon scheen. Dat zou ze vaker moeten doen. Het is niet zo dat ik neerslachtig word van grijs weer, maar leuk is anders. Over wat anders gesproken: hoog tijd dat ik een terzijde invoeg. Dat is tenslotte gebruikelijk in mijn teksten die de titel Ik zeg maar wat dragen. Kenmerkend aan een gebruik, ritueel of traditie is dat ze ooit eens leuk zijn geweest. Vandaar dat ze gebruik, ritueel of traditie zijn geworden. Of ze vandaag de dag nóg leuk zijn, is een heel ander verhaal. Vandaar nu een heel ander verhaal.

Een heel ander verhaal. Ik zat in de stinkende streekbus (over gebruiken, rituelen en tradities gesproken) naar de oude nieuwe werkplek (ik zeg niks meer). Het was vroeg in de ochtend, laten we zeggen nog voor zeven uur. De bus was al laat en deed daar nog een schepje bovenop door aan te sluiten in een fikse file. Godsgloeiendegezondheidssandalen, waar haalde ik die grove woorden vandaan? Van de voorraad 'Bij tegenslag', dat u het weet. Nu betrof het hier een snelweg met twee rijstroken en een derde spitsstrook die geopend was. Vrachtwagens, personenauto's en motoren stonden dus gedrieën naast elkaar stil. Stil! Doodstil! (Is doodstil hier een passend woord? Dat is toch gebruikelijker in situaties zonder geluid? Wat zeg je dan als er totaal geen beweging is? Iets wat niet beweegt, is toch ook zo goed als dood? Dan is doodstil best een passend woord. Vergeet dat ik erover begon.) Ondertussen stonden we nog altijd drie rijen dik op de snelweg stil. Maar wat was dat? Achter ons klonk een sirene en het donkere interieur van de bus werd door blauwe flitsen verlicht. Links naast ons stond een bedrijfsbus en rechts een grote vrachtwagencombinatie. Links van de bedrijfsbus bevond zich de vangrail en rechts van de vrachtwagencombinatie was nauwelijks vluchtstrook. Allerlei auto's om ons heen begonnen te bewegen. Van voor en weer naar achter, stukjes opzij, heen en weer. Achter ons zag ik een ambulance en een takelwagen zich een weg tussen de verkeersdeelnemers heen wrikken. Uiteindelijk lukte het ook nog, maar het nam veel tijd in beslag. Ik was benieuwd of de ambulance binnen de maximale aanrijdtijd het slachtoffer zou bereiken. Nu weet ik helemaal niet wat de precieze maximale aanrijdtijd voor een ambulance is, maar ik denk dat drie kwartier best lang is. Drie kwartier later begonnen de auto's, motoren en vrachtwagens voor ons weer te rijden. De bus ook. We passeerden een auto die grondig in de poeier lag. Denk je dat die buschauffeur even de tijd en moeite nam om stil te staan, zodat we eens goed konden aanschouwen wat al dat oponthoud had veroorzaakt? Mooi niet. De lul. En ik was nog anderhalf uur te laat op mijn werkplek ook!

Maar goed. Waar blijft dat terzijde? Als je aan het begin van een verhaal begint over een terzijde en dat terzijde duikt pas helemaal aan het eind van het verhaal op, dan maak je wel een chaotische en ronduit belabberde indruk. En dat noemt zich Schrijver. Welnu, niet schrikken: hier komt het terzijde.

Terzijde:
Voor het avondeten ga ik naar de keuken. Ik kook zelf. Voor mij geen kant-en-klaarmaaltijden of een pizzabezorger. Vandaag snijd ik een pompoen. Ook drie kleine uien moeten eraan geloven. Ik doe anderhalve liter water in een pan met de uien en zo'n vierhonderd gram spliterwten. Dat breng ik aan de kook. Als het drie kwartier heeft staan pruttelen roer ik er een eetlepel gember, een eetlepel kaneel en een eetlepel olijfolie doorheen. Dan voeg ik de pompoenblokjes toe en dit mag dan nog een half uur koken. De laatste tien minuten gaan er twee in plakjes gesneden rookworsten en een wagonlading gebakken spekjes bij in. Ter garnering deponeer ik er een fikse hoeveelheid peterselie en in blokjes gesneden geitenkaas bij op. Dat is het teken dat we aan tafel kunnen en dat doen we dan ook. Na het eten lees ik nog een stukje in een boek. De Vrouw vraagt of ik een bijzettafeltje naar boven kan sjouwen, want op de plek van het tafeltje moet morgen de kerstboom komen. 'Als het niet in een keer lukt, kan hij ook in twee stukken,' vertelt ze erbij. 'Nee hoor,' zeg ik. 'Hij kan ook in duizend stukken.' We lachen. 'Misschien word je toch weer de oude,' zegt ze verheugd. Vervolgens ga ik heel op tijd – en dat is nog voor tien uur - naar bed, want met de energieverdeling over een dag is het nog lang niet de oude en morgen moet ik weer vroeg uit de veren en naar het werk.
Einde van dit terzijde. (Waarom begin ik hier eigenlijk over?)

Ik heb een nieuwe werkplek.

(Ik zeg maar wat.)

-
Apeldoorn, december 2015