Kinderen als statussymbool

Een filmpje op You Tube laat zien hoe een pasgeboren baby naakt op een tafelblad ligt. Het jongetje huilt erbarmelijk. Hij wordt opgetild, maar niet om hem te troosten. Koelbloedig legt een verpleegster hem op de weegschaal. Het kind strekt zijn armpjes uit.

“Ja, ga maar kijken”, zegt de verpleegster tegen de moeder. Iedereen, ook de moeder is vol van het resultaat, bijna negen pond!
De boodschap is duidelijk: kinderen zijn er voor de status van de ouders en deskundigen.
Terloops legt iemand het papiertje onder de weegschaal recht, terwijl de baby ligt te brullen. Hoe de baby zich voelt, die ze al ruim een minuut laten verkleumen, is minder belangrijk dan een stuk papier.
Op het geboortekaartje zal trots het aantal grammen prijken.

Al vanaf de geboorte moet het kind ‘scoren’. Veel consultatiebureaus/indoctrinatiebureaus leggen de nadruk op schema’s en resultaten. Het kind moet om de zoveel uur eten, moet minimaal zoveel groeien in kilo’s. Het kind moet apart slapen en vooral zijn kop leren houden.
Ze moesten eens weten wat een baby voelt als het huilt van de honger, of als het gesepareerd is en tevergeefs ‘roept’ om iemand. Als het kind zich niet aanpast aan de wensen en dagindeling van de omgeving, stellen ouders en deskundigen niet zelden dat de baby zijn zin door probeert te drijven, dat het kind je manipuleert. Een kind dat niet rationeel kan denken of zijn gevoel in woorden uit kan drukken. Aan de kreten en lichaamstaal gaan we zonder pardon voorbij.

Ouders kirren van trots als het kind zijn eerste stapjes zet of de eerste woordjes uitspreekt en prijzen het kind. Aan die blijdschap zitten grenzen. Als het nieuwe ervan af is, dan is het vooral lastig. Kinderen die op onderzoek uit willen. Kinderen die proberen iets te vertellen of om mama of papa roepen. Dan een ouder die net doet of ie niets hoort. Als het kind gefrustreerd raakt en op een vervelender manier aandacht gaat trekken, is het weer een lastpak. Maar hoe zou jij je voelen als je probeert iets te delen en de ander houdt zich doof?

In de kleuterklas mogen kinderen in veel gevallen nog veel spelen, maar vanaf groep drie is het meestal afgelopen met die vrolijkheid. Scholen gaan, op bepaalde uitzonderingen na uit van modellen en leeftijd. Een systeem bepaalt wat en wanneer een kind iets moet doen. Ouders en leerkrachten zijn trots of tevreden bij mooie cijfers.
Wat als de kwaliteiten van een kind ergens anders liggen dan bij de voorgekauwde lesstof en hij zich niet goed kan concentreren? Wat gebeurt er met het kind? Hij zal zich dom voelen, te horen krijgen dat hij meer zijn best moet doen. Of de school dringt aan het kind te laten testen op een psychiarische stoornis.

Het onderzoek en de diagnose volgen. Veel ouders zien hun kind niet meer zoals hij is, maar als ‘ziek’. Ze zijn teleurgesteld door de diagnoses en prognoses en vinden het moeilijk om nog van dit ‘probleemgeval’ te houden. Het kan immers nooit aan de vooropgestelde verwachtingen voldoen. “Je bent mijn zoon/dochter niet meer”. Zo’n vonnis valt niet zelden, al dan niet in die woorden.
Sommige ouders zijn juist blij, dat ze weten wat er met hun kind is. Zeker als er thuis ook problemen waren. Nu ligt het tenminste niet aan de opvoeders. Het ligt aan het kind. Het is niemands schuld, maar er is ‘iets niet goed’, in het hoofd van het kind.

Veel kinderen moeten voor hun ouders of onderwijzers op allerlei gebieden uitblinken. Het is niet genoeg als het kind zichzelf is en gaat voor waar zijn interesse ligt. Ik kende op de basisschool een meisje. Als zij 19 van de 20 dicteewoordjes goed had, baalde zij, want: “Nu wordt mijn moeder weer boos”. Als ze alles goed had kreeg zij een gulden. We waren acht of negen jaar!

Dan de middelbare school. “Wat, mijn kind naar het VMBO?!” De kwaliteit van veel scholen is inderdaad twijfelachtig, maar daar gaat het hen vaak niet eens om. Ze vinden dat hun kind het gymnasium moeten kunnen, of op z’n minst VWO.
Andere ouders houden aspiraties van hun kinderen juist tegen, om hen tegen mislukking en tegenslag te beschermen. Vooral als ze menen dat hun kind ‘iets mankeert’. Het liefst nemen ze hun kinderen alles uit handen.
Zoveel meningen. Wat steeds terugkomt is dat het kind geen inspraak heeft. Zijn leven wordt bepaald door de mening van anderen.

Natuurlijk heeft een kind grenzen nodig in zijn prille leven. Een voorbeeld die hij kan volgen. Een ouder die liefdevol de koers bepaalt. Een kind met vertrouwen wil de ouders ook volgen. Dat is zijn natuur. Hij kan bijvoorbeeld nog niet zelf het huishouden runnen of belangrijke beslissingen nemen over de toekomst. Die verantwoordelijkheid is nog veel te zwaar.
Een kind kan (als dat wordt toegestaan) wel zijn eigen stem volgen en eigen ervaringen opdoen, door vrij te spelen, alleen of met anderen. Of door open vragen te stellen. Zijn eigen vragen, niet die van anderen. Door zijn jeugd ten volle en op zijn eigen manier te beleven.

Je hebt (als jong kind) geluk met ouders die je begrijpen en aanvoelen. Je koesteren. Ouders bij wie je altijd terecht kunt. Waar je in warmte en veiligheid kunt groeien, net zo geborgen als in de buik van je moeder. Zoals de natuur het bedoeld heeft.
De eerste stapjes naar zelfstandigheid moedigen ze aan, maar je weet dat je altijd kunt terugvallen als je dat nodig hebt. Ze beschermen je tegen gevaren als rijdende auto's, en nemen je bij de hand. Leren je naar links en naar rechts te kijken.

Je mag dankbaar zijn als je ouders een school voor je zoeken en vinden, waar ze vanuit het kind denken, in plaats van een model. Of dat je ouders je zelf les geven, waarbij er ruimte is voor je eigen interesses en creativiteit en er ook aandacht is voor wat je nodig hebt om je te redden in deze wereld. Waar je je op je eigen manier kunt ontwikkelen, met ouders die achter je staan en zien hoe uniek je bent.

Eerder verschenen op: www.grenswetenschap.nl/blogs/Kinderen-als-statussymbool/